Ouderen zijn het gelukkigst : en alle andere gedichten van 1971 tot nu
Waar ik nooit goed in was steeds slechter kunnen : gedichten
Waar ik nooit goed in was steeds slechter kunnen : gedichten
Nederlands
2013
Volwassenen
Nog niet eens zeventigen nu al volop tijdom wat ik nog een beetje kanieder jaar slechter te kunnen. Nee, je hoort Korteweg niet klagen. In Waar ik nooit goed in was steeds slechter kunnen, zijn twaalfde bundel, gaat hij gewoon door waarmee hij bezig was in zijn vorige bundel, Ouderen zijn het gelukkigst. Hij blijft met opgewekt gemoed genoegen nemen met de beperkingen van de nakende ouderdom.…
Meer
Nog niet eens zeventigen nu al volop tijdom wat ik nog een beetje kanieder jaar slechter te kunnen. Nee, je hoort Korteweg niet klagen. In Waar ik nooit goed in was steeds slechter kunnen, zijn twaalfde bundel, gaat hij gewoon door waarmee hij bezig was in zijn vorige bundel, Ouderen zijn het gelukkigst. Hij blijft met opgewekt gemoed genoegen nemen met de beperkingen van de nakende ouderdom. De achterbank van schoolreisjes is immers onbereikbaar. En de kunst van het tegen de muur opvliegen is ook niet iedereen gegeven. Toegegeven, je kunt dingen niet meer. Dat is erg, maar het zijn meestal toch al dingen die je niet goed kon. En dat maakt het minder erg.
Minder
Details
Genre
Gedichten
Onderwerp
Ouderen
Extra onderwerp
Titel
Waar ik nooit goed in was steeds slechter kunnen : gedichten
Auteur
Anton Korteweg
Taal
Nederlands
Editie
1
Uitgever
Amsterdam: Meulenhoff, 2013
63 p.
63 p.
ISBN
9789029089333
Besprekingen
Leeswolf
Waar ik nooit goed in was steeds slechter kunnen — alleen al de titel van deze nieuwe dichtbundel…
Waar ik nooit goed in was steeds slechter kunnen — alleen al de titel van deze nieuwe dichtbundel van Anton Korteweg is bijzonder herkenbaar voor liefhebbers. Eerder publiceerde hij al een bloemlezing getiteld Comfortabel ongelukkig en de bundel Ouderen zijn het gelukkigst. Ook nu weer kiest hij voor een titel met een nadrukkelijke ironische ondertoon. Het typeert Korteweg ten voeten uit. Zijn kwetsbaarheid als mens wordt breed geëtaleerd en allerminst verzwegen, maar tegelijk zorgt de theatrale overdrijving voor een relativerende noot. Het lijkt er trouwens op dat, naarmate Korteweg ouder wordt, hij steeeds beter zijn toon vindt.
Waar ik nooit goed in was steeds slechter kunnen bevat opnieuw een aantal pareltjes. Voor een deel hangt dit samen met het ouder worden: de afstand tussen heden en verleden, tussen (vroegere) verwachtingen en de realiteit vormt een centraal thema in de poëzie van Korteweg. De dichter verbergt zijn melancholie onder een soort van knorrige (maar bewust ironische en humoristische) toon. Een bezoek aan de kapper, de ontmoeting met een sexy jonge vrouw, de vaat of een wandeling: elke anekdote vormt de perfecte aanleiding voor meer algemene bedenkingen. Het valt trouwens op hoe Korteweg almaar meer datering en concrete gegevens in zijn werk aanbrengt om die band met het reële leven te onderstrepen. Tegelijk kan de dichter zich ook opwinden. De bundel opent bijvoorbeeld met een aantal gedichten die het moderne taalgebruik, met zijn vele euforische clichés en de taalverloedering, aan de kaak stellen: informatie uit contactadvertenties wordt gecombineerd tot een dodelijke holle retoriek. Dit is Korteweg op zijn best, een commentator van de zijlijn, binnensmonds maar met de flair van een standup comedian.
Daarnaast is er echter ook de romanticus die geen afstand wil doen van het leven, ondanks (of zelfs net omwille van) de kleine kanten daarvan. In Waar ik nooit goed in was steeds slechter kunnen is vooral de tweede reeks een onvervalste ode aan de liefde op lange termijn. De geliefden zijn gaandeweg met elkaar versmolten. Ze kennen elkaars beperkingen en handicaps, maar net daardoor zijn ze voor elkaar onmisbaar. Dat wordt verbeeld in een typisch Frans landelijk decor, met goedkope pensionnetjes, een welgemeende hartelijkheid en ongerepte landschappen.
Kortom, dit is geen volstrekt ‘nieuw’ werk, maar een grand cru van een dichter die zich meesterlijk beweegt op zijn vertrouwde voettegels. Korteweg is niet de acrobaat die op de kaft staat afgebeeld, daarvoor neemt hij te weinig risico’s. Als virtuoos van de ironie en chroniqueur van het dagelijkse leven heeft hij dat echter niet nodig. [Dirk De Geest]
Waar ik nooit goed in was steeds slechter kunnen bevat opnieuw een aantal pareltjes. Voor een deel hangt dit samen met het ouder worden: de afstand tussen heden en verleden, tussen (vroegere) verwachtingen en de realiteit vormt een centraal thema in de poëzie van Korteweg. De dichter verbergt zijn melancholie onder een soort van knorrige (maar bewust ironische en humoristische) toon. Een bezoek aan de kapper, de ontmoeting met een sexy jonge vrouw, de vaat of een wandeling: elke anekdote vormt de perfecte aanleiding voor meer algemene bedenkingen. Het valt trouwens op hoe Korteweg almaar meer datering en concrete gegevens in zijn werk aanbrengt om die band met het reële leven te onderstrepen. Tegelijk kan de dichter zich ook opwinden. De bundel opent bijvoorbeeld met een aantal gedichten die het moderne taalgebruik, met zijn vele euforische clichés en de taalverloedering, aan de kaak stellen: informatie uit contactadvertenties wordt gecombineerd tot een dodelijke holle retoriek. Dit is Korteweg op zijn best, een commentator van de zijlijn, binnensmonds maar met de flair van een standup comedian.
Daarnaast is er echter ook de romanticus die geen afstand wil doen van het leven, ondanks (of zelfs net omwille van) de kleine kanten daarvan. In Waar ik nooit goed in was steeds slechter kunnen is vooral de tweede reeks een onvervalste ode aan de liefde op lange termijn. De geliefden zijn gaandeweg met elkaar versmolten. Ze kennen elkaars beperkingen en handicaps, maar net daardoor zijn ze voor elkaar onmisbaar. Dat wordt verbeeld in een typisch Frans landelijk decor, met goedkope pensionnetjes, een welgemeende hartelijkheid en ongerepte landschappen.
Kortom, dit is geen volstrekt ‘nieuw’ werk, maar een grand cru van een dichter die zich meesterlijk beweegt op zijn vertrouwde voettegels. Korteweg is niet de acrobaat die op de kaft staat afgebeeld, daarvoor neemt hij te weinig risico’s. Als virtuoos van de ironie en chroniqueur van het dagelijkse leven heeft hij dat echter niet nodig. [Dirk De Geest]
NBD Biblion
Els van Geene
De dichter (1944) voelt zich ouder worden en verweert zich uit alle macht tegen populaire en…
De dichter (1944) voelt zich ouder worden en verweert zich uit alle macht tegen populaire en populistische nieuwigheden zoals ridicule contactadvertenties, gedoe aan supermarktkassa's etc. Toch is hij geen 'ouwe mopperkont'. Al die rariteiten voorziet hij van ironisch commentaar,waarbij hij ook zichzelf niet spaart. Dat is ook goed te zien aan die eindeloze wandeltochten door Franse natuurgebieden, waarbij Korteweg (op afstand!) achter zijn vrouw aansukkelt. Evenwel, soms gaat het best goed: 'ego en eega in Arcadië'....maar ook dàt ultieme geluksmomentje wordt door de dichter om zeep geholpen: kijk ons eens! Melancholie om dood en vergankelijkheid wordt snel afgeblust met allerlei dolkomische situaties. Expres onbeholpen, melige rijmen sluiten daar naadloos bij aan. Anton Korteweg heeft oog voor gewone, vaak malle situaties. Aan Rutger Kopland verwant, poogt hij het bestaan te relativeren, maar dan virtuoos gelardeerd met humor.