Een doorbraak voor het jonge Vlaamse talent Brecht Evens (geb. 1986) lijkt onafwendbaar sinds Ergens waar je niet wil zijn, een kleurrijke graphic novel die sinds september in herdruk de boekhandels siert. Les noceurs, een Franse vertaling, verschijnt in november, in maart plant Drawn & Quarterly de Britse markt aan te boren met The wrong place. Reden genoeg om dit bijzondere werk even onder de loep te nemen.
Het eerste wat aan Evens artistieke pareltje opvalt, is het kleurgebruik. Evens schilderde met ecoline, maar weet zijn figuren toch een fijne shape te geven. Sommige gezichten worden niet scherpgesteld, wat de kracht van de betekenis achter de beelden vergroot: personages worden bv. waziger al naargelang ze zich onbelangrijk voelen worden, of worden als enige in kleur voorgesteld als ze zich voelen opvallen in een gezelschap waartussen ze niet horen. In Ergens waar je niet wil zijn maken we eerst vooral kennis met iemand die we niet willen zijn…
Lees verder
Een doorbraak voor het jonge Vlaamse talent Brecht Evens (geb. 1986) lijkt onafwendbaar sinds Ergens waar je niet wil zijn, een kleurrijke graphic novel die sinds september in herdruk de boekhandels siert. Les noceurs, een Franse vertaling, verschijnt in november, in maart plant Drawn & Quarterly de Britse markt aan te boren met The wrong place. Reden genoeg om dit bijzondere werk even onder de loep te nemen.
Het eerste wat aan Evens artistieke pareltje opvalt, is het kleurgebruik. Evens schilderde met ecoline, maar weet zijn figuren toch een fijne shape te geven. Sommige gezichten worden niet scherpgesteld, wat de kracht van de betekenis achter de beelden vergroot: personages worden bv. waziger al naargelang ze zich onbelangrijk voelen worden, of worden als enige in kleur voorgesteld als ze zich voelen opvallen in een gezelschap waartussen ze niet horen. In Ergens waar je niet wil zijn maken we eerst vooral kennis met iemand die we niet willen zijn, nl. Gert. Het beeldverhaal opent als Gert op zijn eentje aan de band van een kassa staat met een enorme drankvoorraad. De allesbehalve spontane avond moet duidelijk slagen, want hij bereidt zijn feest met de grootste zorgvuldigheid voor. De conversatie met de kassierster is een toonbeeld van bijna elk gesprek tussen de personages dat nog moet komen: vluchtig, oppervlakkig, bandwerk. Laat dat nu net Evens' opzet zijn. Meesterlijk doorprikt hij de gespreksfragmenten die thuishoren in de stad waar alles voorbijraast, de supermarkt, de metro, op feestjes en in discotheken. Zinloze non-communicatie tussen een banaal volkje dat zichzelf steeds herhaalt: de vrouwen met een schoenenverslaving, de man die de naam heeft al eens te diep in het glas te kijken. Ze lopen op identieke kousen als ze steevast in de woning van een ander aanbieden hun schoenen uit te trekken en ze hebben allen dezelfde klapstoeltjes van IKEA, speciaal gekocht voor feestelijke gelegenheden. De personages zijn verdeeld in twee kampen: de winners en de losers. Een flink aantal losers verzamelen in Gerts appartement voor het feestje. Niet alleen Gert heeft hoge verwachtingen. De donkerte die over de stad is gevallen heeft immers iedereen de schijn gegeven dat ze zich voortbewegen in een andere wereld. Door de feeëriek geschilderde, avondlijke chaos waarin bijzondere figuren (paddenstoelenmannetjes, officieren weggelopen uit de vorige eeuw) zich een weg banen, wordt de schijn gewekt dat de alledaagsheid van overdag opgeborgen is, en dat alles mogelijk wordt voor de personages. Zo niet voor Gert. Net zoals hij zijn invloed op de overvolle metro niet kan laten gelden om een meisje dat misselijk wordt ademruimte te geven, is hij ook 's avonds zijn genodigden niet meester. Schuchtere grapjes om het ijs te breken melkt hij tot vervelens toe uit; de lege zitplaats, bedoeld voor Robbie, de winner die nooit komt opdagen, drukt op de sfeer die nooit aanwezig was. De rugleuning van Robbies onbemande stoel vormt voor pagina's lang het middelpunt en houdt als een tralies de 'feestgangers' gevangen op een plek waar ze niet willen zijn. Evens tekent voortreffelijk en met veel humor het uitzichtloze, het verstikkende, het banale, zowel in de conversaties als in zijn tekeningen. Daartegenover wakkert hij met paginagrote prenten de mythe verder aan: Robbie is de spilfiguur: waar hij is, wil iedereen zijn. Iedereen wil Robbie zijn, en alles wat bijzonder is, wordt ? ook wel eens onterecht ? met hem geassocieerd. Als dan ook blijkt dat Robbie écht niet zal verschijnen, blazen alle genodigden de aftocht.
In het tweede deel wordt brugfiguur Noëmi, die zichzelf heeft omgetoverd tot Lulu, door stom toeval door Robbie op sleeptouw genomen, tot grote eer van het meisje, dat niets anders wenst dan 'in beeld te blijven'. Na een tocht door de discotheek, die de vreemdste plekjes herbergt, draait het uit op seks, expliciet verbeeld in vier pagina's waar menig ander tekenaar zou voor terugdeinzen. Lulu bekent Robbie haar liefde, Robbie wimpelt dat even banaal af. Dan verschijnt Gert weer in beeld: zijn nieuwe job op een middelbare school en een ontmoeting met Robbie brengen hem er toe de balans op te maken: Gert slaagt er niet in te evolueren, laat het afweten op alle vlakken, is a.h.w. impotent. Robbie gunt hem eventjes aandacht: voor zichzelf een kleine toegeving, voor Gert allicht het bijzonderste moment in tijden. Robbie vraagt Gert, niet eens onvriendelijk, te durven, daagt hem uit in een duel, nodigt hem uit tot een letterlijke sprong in het diepe, maar Gert laat het afweten. Hij raakt niet los van de persoon die hem tegenhoudt, nl. zichzelf, de loser. Evens brengt een confronterend beeld van een aantal rollen die elke lezer zal herkennen: die van de mythische winners, voor wie in het verhaal en in het leven alles voor de wind lijkt te gaan, en van de losers die zich enerzijds frustreren, en anderzijds niet liever willen dan simpelweg de val van een winner te breken, of met hem het bed te delen, zodat ze ook eens een verhaal te vertellen hebben. Zoals verwacht is de winner in deze strip het prototype, de man. Ook dat garandeert immers succes. Evens mag zich met deze publicatie net zo goed tot het selecte clubje winners rekenen. [An-Sofie Bessemans]
Verberg tekst