Een groot aantal Zuid-Afrikanen besloot in 1942 om zich als vrijwilligers in het Cape Corps aan te sluiten bij de geallieerden in hun strijd tegen de nazi's. Het was niet alleen de zucht naar avontuur die kleurlingen als sergeant Jakob Witbooi naar Caïro dreef, en daarna naar de Libische woestijn, waar dertigduizend man krijgsgevangen werden gemaakt en een helse tocht begon die via Italië naar de krijgsgevangenkampen in Lamsdorf en daarna Auschwitz voerde, en die na een dodenmars nabij Neurenberg eindigde, waarna het handjevol overlevenden via Engeland terugkeerde naar Kaapstad.
Die drieënhalf jaar van beproefde kameraadschap en afgrondelijke ellende konden de jongemannen mede doorstaan vanwege de hoop op stemrecht, dat Churchill hun in het vooruitzicht had gesteld, en in het kielzog daarvan de verhoopte afrekening met racisme. Dat dacht en hoopte ook Witbooi, de kleinzoon van de legendarische vrijheidsstrijder Hendrik Witbooi (1830-1905), over wie Conny Braam…Lees verder
Een groot aantal Zuid-Afrikanen besloot in 1942 om zich als vrijwilligers in het Cape Corps aan te sluiten bij de geallieerden in hun strijd tegen de nazi's. Het was niet alleen de zucht naar avontuur die kleurlingen als sergeant Jakob Witbooi naar Caïro dreef, en daarna naar de Libische woestijn, waar dertigduizend man krijgsgevangen werden gemaakt en een helse tocht begon die via Italië naar de krijgsgevangenkampen in Lamsdorf en daarna Auschwitz voerde, en die na een dodenmars nabij Neurenberg eindigde, waarna het handjevol overlevenden via Engeland terugkeerde naar Kaapstad.
Die drieënhalf jaar van beproefde kameraadschap en afgrondelijke ellende konden de jongemannen mede doorstaan vanwege de hoop op stemrecht, dat Churchill hun in het vooruitzicht had gesteld, en in het kielzog daarvan de verhoopte afrekening met racisme. Dat dacht en hoopte ook Witbooi, de kleinzoon van de legendarische vrijheidsstrijder Hendrik Witbooi (1830-1905), over wie Conny Braam een paar jaar geleden een historische roman schreef.
Onrecht en oorlog maken de vaandelzwaaier in Braam wakker, de apartheidsactivist die schrijver werd en in die hoedanigheid tal van weggemoffelde geschiedenissen van Afrika tot IJmuiden heeft uitgezocht, om ze de lezer in vurige verhalen alsnog te presenteren. Kijk nou! Dit is toch ongelooflijk!
Nogal eens neemt ze haar toevlucht tot jongensboekachtige uitdrukkingen: dus 'Jakobs adem wordt afgesneden', en 'Haar mondhoeken krullen lichtjes, een hemelse glimlach', en 'Mag er misschien één fokken plek op deze aardbol zijn waar een mens met al zijn tekortkomingen een beetje geluk kan vinden?' Maar de geschiedenis van Wij zijn de wrekers over dit alles is inderdaad uitzonderlijk, en nooit eerder uit de doeken gedaan.
Met haar getrainde oog voor misstanden laat ze de surrealistische gevolgen daarvan zien, zoals de verdwaalde zwarte soldaat Kudumela die in de Libische woestijn op zoek is naar het hospitaal waar hij ijsblokken moet halen, voor de officieren die de whisky anders 'niet te zuipen' vinden.
Als ze krijgsgevangen worden gemaakt door Duitsers en Italianen, en afgevoerd zijn naar Fara in Sabina, mogen daar éérst de blanke officieren en manschappen naar de plee, en dan de kleurlingen, die 'de boel daarna meteen kunnen schoonmaken en ontsmetten'. In het Silezische gevangenkamp Lamsdorf gaat het ook zo, en eigenlijk overal waar ze komen. Naast die keten van vernederingen plaatst Braam de onverminderde nieuwsgierigheid van Witbooi (op reis, dat betekent nieuwe landstreken in Europa leren kennen), en de Werdegang van de blanke kapitein Dirk Geldenhuys laat zien dat er ook goedhartige lui waren die door de praktijk van hun vooroordelen genazen.
Na de huiveringwekkende periode van tewerkstelling bij de chemische IG Farben-fabriek in Auschwitz bereikt de groep in maart 1945 het toenmalige Centraal-Tsjechië. Het is koud. Iedereen is moe. Een van de mannen haalt een trommeltje met tabak tevoorschijn. Jakob, zoon van een hulppredikant, vist de Bijbel uit zijn plunjezak. Dundrukpapier is perfect als vloei. Maar dat gaat hem zeker dertig pagina's kosten: 'De Genesis wil hij onder geen beding offeren - het eerste boek van Mozes is zijn vader veel te lief. Daarom roken ze die avond eerst de Openbaringen op en daarna nog een flink deel van de brieven van de apostelen. Verder wil Jakob niet gaan. Zo is het al godslasterlijk genoeg.'
Als Jakob na de oorlog weer thuiskomt in Zuid-Afrika, leeft zijn vader niet meer. Maar die zou het hebben gebillijkt dat zijn zoon, onder barre omstandigheden en omwille van de saamhorigheid, de Openbaringen in rook had laten opgaan.
***
Atlas Contact; 384 pagina's; € 22,99.
Verberg tekst