Details
64 p. : ill.
Besprekingen
De Standaard
Tepper heeft het niet makkelijk. Hij is wat men tegenwoordig een nerd noemt. Hij is de slimste van de klas, maar een kluns als het op gymnastiek aankomt. Op de koop toe heeft hij een lapje voor zijn luie oog. Geen kind wil bij hem horen. Hij is aangewezen op zijn binnenwereld, moet het zien te redden met zijn fantasie. En dat lukt aardig.
Het verhaal begint met hoofdstuk 0. Daarin wordt duidelijk dat Tepper, die vertelt in de eerste persoon, zijn verhaal opschrijft voor een bijzonder iemand: een nieuwe klasgenoot in wie hij zijn eenzaamheid herkent. Hij neemt een moedig besluit: hij zal zichzelf blootgeven. Hij vertelt hoe zijn eenzame spel tijdens de vakantie onderbroken werd door twee jongens. Ze hebben zich op zijn terrein gewaagd, stonden opeens in zijn geheime hut. In zijn reactie op de indringers ligt alle angst besloten die hij in de loop der jaren heeft doorgemaakt. En ook zijn intelligentie. Ondanks zijn luie oog kan Tepper goed zien in figuurlijke zin: hij laat zich niet in de war brengen door de donkere huid van Kiko en Flam. Hij hoort ook meteen dat hun lach anders klinkt dan die van de pestkoppen, hij kan vrolijkheid van leedvermaak onderscheiden. Dat is knap voor zo'n klein kind, je gelooft direct dat een pispaaltje een zeikerd van ver kan zien aankomen. Het verhaal loopt niet goed af, behalve dat de ervaring Tepper sterker heeft gemaakt. Zo sterk dat hij iemand anders in zijn leven durft uit te nodigen.
DE illustraties van Carll Cneut vullen nu eens het verhaal, en dan weer de emoties aan. Aangrijpend mooi is het beeld van het jongetje dat stilletjes met zichzelf telefoneert, adembenemend zijn die drie opeenvolgende prenten die het verhaal vertellen van de uit Afrika gevluchte Kiko en Flam. Als de tekst vertelt dat de jongens bang zijn, ,,bang voor het zwart en het rood, zie je een zwarte prent met een streep rood erdoor, het doet aan een in bloed gedrenkte machete denken. Vervolgens zie je een moeder met haar kinderen vertrekken, op de volgende prent dobbert een bootje van niks naast een gigantisch schip. Zijn ze op dat schip geraakt of zijn ze heel stilletjes aan komen dobberen? In elk geval mag niemand van hun bestaan weten: ,,Als je een geheim bent, dan kun je de wereld niet in. In dat ene zinnetje liggen alle verschrikkingen vervat.
Zootje is een fantasiefiguur en tegelijk is hij de tolk die de jongens helpt om met elkaar te praten. Soms klinkt Zootje als Tepper, soms als Kiko of Flam. Maar altijd slaagt Zootje erin om het spel te leiden en de drie samen te laten zijn: ,,Soms is nep toch echt. Zootje was hier is een ingetogen verhaal dat toont hoe mensen buiten een groep kunnen vallen en hoe ze een plek voor zichzelf kunnen afbakenen om van daaruit, wie weet, stukje bij beetje de wereld redden.
Leeswelp
Het verhaal is opgeschreven in korte, onder elkaar afgedrukte prozazinnetjes, die poëzie suggereren en wordt als een terugblik verteld door de dromerige, fantasierijke Tepper, zes á zeven jaar oud. Hij heeft een lui oog, is de beste van de klas en doet hard zijn best zich te handhaven: "Wie wil schelden, doet dat maar. / Ik weet wat ik weet / en ik heet zoals ik heet". In de tuin bij zijn grootouders vindt hij een geheime hut onder het spoor. Daar speelt hij, alleen, zijn kinderlijke spel in zijn gefantaseerde wereld, waarbij fantasie en realiteit vloeiend in elkaar overgaan. "Ik was vroeg in de hut. / Er hing nog mist. / Ik zei: 'Hallo, hallo!'met mijn nep-stem. "Hallo, hallo!' zei ik in de telefoon. / En opeens zei iemand: 'Ee!'. Echt...
Een echte stem van een echt jongetje. Een negerjongetje, een vluchteling en illegaal, die zich met zijn broertje en moeder schuilhoudt in een naburig tuinhuisje. "Hun land was ver / en zij waren ver van hun land. / 'Hun land is zwart en rood,' zei Oma, / 'zwart van de oorlog / en rood van het bloed'". Treffend, beeldend en aards weet Van de Vendel de gruwelen en gevolgen van oorlogen in een paar simpele zinnetjes samen te vatten. Een droevig verhaal, dat kleurrijk wordt aangevuld door de prachtige paginavullende illustraties van Carll Cneut, die daarmee op geheel eigen wijze het lot van de vluchtelingen verteld.
Aanvankelijk voelt Tepper zich bedreigt door de broers en wil hij ze de hut uitsturen. Hij merkt dat ze zijn taal niet spreken. Dat geeft Tepper macht: "Wie de taal kent, is de baas. [...] Eruit!'". Maar de twee jongens, Kiko en Flam, worden uiteindelijk zijn vriendjes. Geheime, illegale vriendjes, met wie Tepper de hele zomervakantie in en rond de hut spelletjes doet. "Kaart op kaart, / spel na spel". Tijdens hun spel fantaseert Tepper Zootje erbij: Een verzonnen wezentje in de vorm van een stemmetje in Tepper, dat op een dag zomaar piepend zijn mond uitvliegt. Voor de drie jongens is Zootje levensecht, ze geloven in en putten kracht uit haar. Zootje maakt van Tepper een held.
Maar dan, op een dag, als de twee illegale jongens en hun moeder door de politie zijn opgepakt, is Zootje ineens verdwenen. Tepper besluit om alles op te schrijven. Het geheim van de hut, van Kiko en Flam én het geheim van Zootje: "Ze was er niet, / maar ook een beetje wel. / Ik heb gelogen, / maar ook een beetje niet. / Soms is nep toch echt. / Als er maar iemand in gelooft".
Een weemoedig slot, waarin fantasie en werkelijkheid subtiel samenkomen in het geloof en daardoor toch hoopvol stemt. Ondanks het vertrek van Kiko en Flam is Tepper blijer en sterker dan voorheen.
Zootje was hier is kleurrijk in tekst en beeld en eenvoudig verteld. De eenvoud belemmert Van de Vendel niet met taal te spelen. Het geluid van de treinen die af en aan over de hut razen probeert hij in woorden te vangen als "lawaai op papier": "Het knalt boven je kop. / Het valt om je heen, / als water, / als regen. / Alles trilt, alles rilt. / Alles rammelt heen en weer". En kleine grapjes met Franse woorden (Kiko en Flam spreken Frans) als "wie", "kwa", "nuul" en " 'TepPER', met meer Per dan Tep", doen het verhaal luchthartig klinken. Zootje was hier zet aan tot lezen. Soms moet je daarbij diep zuchten, soms verrast opkijken en soms glimlachen. Zoals dat gaat bij het lezen van Van de Vendels boeken.
Boeken die gekenmerkt worden door een verscheidenheid in genre, onderwerp en keuze van illustratoren, maar die door Van de Vendels beeldende, bewegende en klankvolle taalgebruik duidelijk met elkaar verbonden zijn. De auteur zelf over zijn werk: "Bij een bepaald idee hoort soms een leeftijdsgroep en bij een bepaalde leeftijdsgroep hoort soms een idee. Ik bedoel maar: een boek in je hoofd kan op allerlei manieren vertrekken. Soms wil ik graag over juist dát onderwerp schrijven, soms ben ik toe aan wat concreter en vrolijker werk, soms wil ik graag een eerste lezer schrijven, gewoon vanwege de technische uitdaging".
Hier spreekt een schrijver 'pur sang', die in de (nabije) toekomst middels een keur aan romans, dichtbundels, liedjes en teksten nog veel van zich zal laten horen. Een vakman. Met de Woutertje Pieterse Prijs in Van de Vendels prijzenkast kan met recht worden gezegd: Meester/dichter wordt meesterdichter. [Mirjam Noorduijn]