Olijven moet je leren lezen : een cursus genieten van poëzie
De steen vreest mij
De steen vreest mij
Nederlands
2011
Volwassenen
Hij neemt me op schoot, vertelt
over onze soort, de Hades in de aderen
die alles schoonwoedt. Het gat tussen
zijn ogen dat zich vol met inkt zuigt
dat zich sluit. Ik kruip tegen hem aan,
hij knikt, gelooft niet
dat er in een ballpointpunt
ook een kogel zit.
De steen vreest mij volgt een familie die zich langzamerhand terug trekt uit het bestaan. Met humor en precisie legt Deckwitz verbanden bloot …
Meer
Hij neemt me op schoot, vertelt
over onze soort, de Hades in de aderen
die alles schoonwoedt. Het gat tussen
zijn ogen dat zich vol met inkt zuigt
dat zich sluit. Ik kruip tegen hem aan,
hij knikt, gelooft niet
dat er in een ballpointpunt
ook een kogel zit.
De steen vreest mij volgt een familie die zich langzamerhand terug trekt uit het bestaan. Met humor en precisie legt Deckwitz verbanden bloot waar we zelf niet voor kiezen maar die ontstaan door zwijgend naast elkaar te ontbijten en te leven aan de rand van een bos vol wilde eiken. Taal en beeld kantelen en trekken het tapijt van geschiedenis, maatschappij en voorouders onder de voeten vandaan.
Minder
Details
Genre
Gedichten
Onderwerp
Familie
Extra onderwerp
Titel
De steen vreest mij
Auteur
Ellen Deckwitz
Taal
Nederlands
Editie
1
Uitgever
Amsterdam: Nijgh en Van Ditmar, 2011
43 p.
43 p.
ISBN
9789038894140
Besprekingen
Leeswolf
Ellen Deckwitz publiceerde reeds talrijke gedichten in tijdschriften en heeft intussen heel wat…
Ellen Deckwitz publiceerde reeds talrijke gedichten in tijdschriften en heeft intussen heel wat podiumervaring. Met De steen vreest mij schreef ze haar eerste bundel. Hierin volgen we een familie die langs alle kanten rammelt. Elk gezin is een beetje disfunctioneel, maar hier worden alle archetypen tevoorschijn getoverd. De moeder is een dronkaard, de grootvader een getraumatiseerde oorlogsveteraan met geweren in zijn kast, het broertje een verloren geval en de vader, zoals het hoort, afwezig. Het mogen dan al clichés zijn, ze worden wel met geweld gedissecteerd: 'Bomen omsingelen het huis, / vogels omcirkelen de bomen. / Hier heb je opa's geweer. // Binnen is de wake, moeder klokt / kist na kist weg.' Of nog: 'Mijn broertje neemt krakend naast me plaats, / een oog hangt in zijn hoofd. Hij houdt de handen // boven me gebogen, fluistert dat hij niet instorten zal.'
De bomen en de aarde waarin ze geworteld zijn, zijn terugkerende gegevens. De eiken beschermen het huis, maar plaatsen het ook in hun schaduw. Bovendien: 'Als je het aan een eik zou vragen, bloeide ze / het liefst aan de rand van een dodenakker.' Naarmate de bundel vordert, verdwijnen de eiken. Dat kan gelezen worden als een zich langzaam bevrijden van het lompe verleden. Een boom kan ook verwijzen naar de band tussen de vervreemde gezinsleden. Het is een stamboom geworteld in een grond die de familie almaar meer ondergraaft. Het wordt steeds moeilijker om hieruit recht te staan. Op het einde graaft de ik-figuur haar broertje vanonder de aarde. Ze probeert zijn wortels los te breken uit deze giftige grond. Maar het is moeilijk om je verleden achter je te laten: 'Mijn broertje hoest kluiten op, / zinkt terug wel ik kan er tegenop / graven, de steen vreest mij / omdat ik hem stuk zal slaan.'
Eén keer wordt de ik-figuur dochter genoemd, in wat ikzelf een sleutelgedicht vind: 'Wat valt er nog te bergen als alles is teruggezonken, / grootvaders, moeders, broertjes? Door het plafond wenken / stenen. // Alles weggestopt, keurig zoals de kelders die in dochters worden verborgen.' Maar de dochter is net als de andere figuren een strijd aan het voeren om recht te blijven staan in een wereld waar zelfs de meest robuuste eiken worden omvergeworpen. Het schrijven helpt, zorgt ervoor dat er weer mooie dingen kunnen groeien in die grond. Maar het verhaal moet eerst verteld. Je moet eerst lang alle gruwelen heen voor je de steen met al je woede kan stukslaan en achter kan laten.
Ook liefde en geborgenheid helpen een persoon stand te houden. Deze elementen flakkeren als dwaallichtjes op in de bundel, die voor de rest bruut en duister is. Zo is er de liefde van de opa die achterblijft wanneer hij gestorven is: 'Ik geloof / dat er iemand in mijn jas huist // die mijn steeds blekere / knokkels hoedt.' En er is de liefde van de minnaar die haar bijna vleugels geeft.
Stilistisch zijn de gedichten even sterk als de scherpe inhoud. Deckwitz weet duidelijk hoe ze de taal moet inzetten. Soms heerst er een teveel aan beelden en zwaarte. Dat maakt het hier en daar verstikkend om verder te lezen. Je moet je er doorworstelen, maar het is de moeite waard. [Sarah Michaux]
De bomen en de aarde waarin ze geworteld zijn, zijn terugkerende gegevens. De eiken beschermen het huis, maar plaatsen het ook in hun schaduw. Bovendien: 'Als je het aan een eik zou vragen, bloeide ze / het liefst aan de rand van een dodenakker.' Naarmate de bundel vordert, verdwijnen de eiken. Dat kan gelezen worden als een zich langzaam bevrijden van het lompe verleden. Een boom kan ook verwijzen naar de band tussen de vervreemde gezinsleden. Het is een stamboom geworteld in een grond die de familie almaar meer ondergraaft. Het wordt steeds moeilijker om hieruit recht te staan. Op het einde graaft de ik-figuur haar broertje vanonder de aarde. Ze probeert zijn wortels los te breken uit deze giftige grond. Maar het is moeilijk om je verleden achter je te laten: 'Mijn broertje hoest kluiten op, / zinkt terug wel ik kan er tegenop / graven, de steen vreest mij / omdat ik hem stuk zal slaan.'
Eén keer wordt de ik-figuur dochter genoemd, in wat ikzelf een sleutelgedicht vind: 'Wat valt er nog te bergen als alles is teruggezonken, / grootvaders, moeders, broertjes? Door het plafond wenken / stenen. // Alles weggestopt, keurig zoals de kelders die in dochters worden verborgen.' Maar de dochter is net als de andere figuren een strijd aan het voeren om recht te blijven staan in een wereld waar zelfs de meest robuuste eiken worden omvergeworpen. Het schrijven helpt, zorgt ervoor dat er weer mooie dingen kunnen groeien in die grond. Maar het verhaal moet eerst verteld. Je moet eerst lang alle gruwelen heen voor je de steen met al je woede kan stukslaan en achter kan laten.
Ook liefde en geborgenheid helpen een persoon stand te houden. Deze elementen flakkeren als dwaallichtjes op in de bundel, die voor de rest bruut en duister is. Zo is er de liefde van de opa die achterblijft wanneer hij gestorven is: 'Ik geloof / dat er iemand in mijn jas huist // die mijn steeds blekere / knokkels hoedt.' En er is de liefde van de minnaar die haar bijna vleugels geeft.
Stilistisch zijn de gedichten even sterk als de scherpe inhoud. Deckwitz weet duidelijk hoe ze de taal moet inzetten. Soms heerst er een teveel aan beelden en zwaarte. Dat maakt het hier en daar verstikkend om verder te lezen. Je moet je er doorworstelen, maar het is de moeite waard. [Sarah Michaux]
NBD Biblion
Ko van Geemert
Debuutbundel van Ellen Deckwitz (1982) met 28 gedichten over het leven van een familie: broertje,…
Debuutbundel van Ellen Deckwitz (1982) met 28 gedichten over het leven van een familie: broertje, grootvader, moeder en ‘ik’. Gedichten waaruit eenzaamheid spreekt: ‘Warm me met gedachten / aan een naam, die lang geleden kwijtgeraakte / ring.’ Uiteindelijk presenteert de schrijfster zich als de grote regisseur: ‘de steen vreest mij / omdat ik hem stuk zal slaan.’ Op een enkele uitzondering na – ‘Als je het aan de eik zou vragen, bloeide ze / het liefst aan de rand van een dodenakker’ – willen de gedichten niet bijblijven. Dat zal zeker ook komen door de geforceerde beeldspraak en woordspelingen als ‘kogelkooitje’, ‘fluisterpijpjes hel’, terwijl ‘blank fluiteschuim bloesemt’ en ‘estafetteknoken wuiven’. Misschien werken de gedichten beter als ze op het toneel te horen zijn: Deckwitz won in 2009 het NK Poetry Slam.