Details
93 p. : ill.
Besprekingen
NBD Biblion
Trouw
Alleen al dat dagelijkse zoeken 'waar stond mijn fiets ook alweer?' maakt een Amsterdammer tot Amsterdammer, aldus Gershwin Bonefacia. Net als ergernis over torenhoge huizenprijzen, maar 'tegelijkertijd/ voor geen cent/ verderop (...) willen wonen'.
Of je wieg in de hoofdstad stond, doet er niet toe. Die van Bonefacia zelf stond ook elders. Hij is dan sinds 2019 stadsdichter van Amsterdam, geboren werd-ie in Rotterdam. En naar die stad keert hij terug in het onlangs verschenen Toen ik klein was, was ik niet bang. Daarin richt dichter en spoken word-artiest Bonefacia (1992) zich tot zijn jongere zelf, tot de kleine 'Gush' van toen.
Vanuit een volwassen bestaan, geconfronteerd met verwarrende regels en complexe vragen, als wat maakt ons tot wie we zijn, gaat hij op zoek naar het onbevreesde jongetje dat ooit zo de Nieuwe Maas in dook.
Toch was de omgeving waar hij opgroeide zo veilig niet. Thuis, in het Rotterdamse IJsselmonde, wreef moeder hem met bleaching cream en dwingend Papiaments in: je bent te zwart. Op school werd niet over racisme gesproken, maar Gush wist best dat er 'goede en slechte kinderen' bestonden:
de goede kinderen gaan tussen de middag naar huis / alle slechte kinderen worden opgehaald / door een neef / soms komt de neef niet
In de straten van zijn jeugd waar de stoerste jongens 'hun ziel leeg blowen', werkloos zijn, vrouwen kopen, pistolen dragen, was er weinig nodig of het kwartje viel naar de verkeerde kant. Zie Kevin, die de handel in illegale dvd's inruilde voor coke.
Maar angst had Gush vooral in de klas, als hij moest lezen of schrijven. Hij is dyslectisch, zó erg dat hij zijn achternaam nauwelijks durfde te spellen. Maar lag in die dyslexie niet ook de kiem van zijn schrijverschap? 'Gush, het pijnlijkste wat je overkomt/ is voorlezen/ je gaat dingen verzinnen/ ter plekke'. Kreeg daar verbeelding niet de ruimte?
Bonefacia brengt zijn jonge zelf, en daarmee dat van zoveel andere kinderen als hij, en zijn omgeving tot leven in ingehouden, sobere teksten. Bij hem belandden jongens niet in de bak, maar 'leveren [ze] tijd in voor een hastag// #freeslice/ #freeautje/ #freeilias/ #freefano/ #freemo'.
Astronaut, zoals hij droomde, werd hij niet. Wel een dichter die voor trauma's die van generatie op generatie worden doorgegeven in taal een uitweg zoekt.
Gershwin Bonefacia, Toen ik klein was, was ik niet bang. Das Mag; 96 blz. €19,99.
Janita Monna schrijft wekelijks over poëzie voor Trouw.
Tussen de middag
er zijn goede en slechte kinderen
de slechte kinderen zijn verlaten door hun vader
de goede kinderen gaan tussen de middag naar huis
alle slechte kinderen worden opgehaald
door een neef
soms komt de neef niet
de goede kinderen gaan naar de camping
alle slechte kinderen worden gepest
meisjes worden voorbereid op een cyclus
zwarte kinderen worden profvoetballer
ben je een gebroken kind
dan word je gelijmd
maar alleen als je ophoudt je te schamen
goede kinderen zijn verlegen
slechte kinderen hebben schijt
de goede kinderen mengen niet met slechte kinderen
verhuizen nooit
neuriën zacht
alle slechte kinderen hebben een oom
soms is de oom ook de broer
alle slechte kinderen hebben een oma
soms is de oma ook de moeder
goede kinderen hebben een moeder
soms is de moeder de overblijfjuf
de speeltuin is een vorm van collectieve therapie
de slechte kinderen zijn activist
de goede kinderen hebben krediet
als ik een fout maak krijg ik straf.