Details
270 p.
Besprekingen
De Morgen
Het is een voor Koch typerende confessie. De schrijver heeft er nooit voor teruggedeinsd de schijnheiligheid van de mens - zichzelf incluis - bloot te leggen. Zelfs de meest vreedzame burger heeft weleens een bloeddorstige fantasie. Die hufter op z'n fatbike bij het stoplicht even op z'n schouder tikken en een knal verkopen. Die zeur van een buurvrouw, oeps, laten struikelen in het trappenhuis. Of, als we toch aan het dromen zijn, waarom niet een pistool erbij pakken, en dat bij een opdringerige collega even onder de kin duwen - dat zal 'm leren.
Koch spint garen bij dit soort gedachten; zijn personages, meestal heel beschaafde mensen, worden vaak gedreven door wrede fantasietjes over hun irritante medemens. In zijn nieuwste roman, Luchtplaats, voert hij zelfs een schrijver op die er rijk mee is geworden: Simon Hanson schrijft goedverkopende thrillers over een Amsterdamse wethouder Kunst en Cultuur die kunstenaars met te weinig talent uit de weg ruimt. Hij zoekt ze thuis op, houdt daar een lang betoog over 'de onevenredige druk' die de kunstenaar op het 'toch al beperkte cultuurbudget van de gemeente' uitoefent, en maakt ze vervolgens af.
Gevecht
Inderdaad, een nieuwe roman van Koch, krap een jaar nadat hij bekendmaakte terminaal ziek te zijn. Iets zegt me dat hij Luchtplaats al een tijdje op de plank had liggen, maar dat het in publicitair opzicht gunstiger was om nog even te wachten met het uitbrengen ervan. Het lijkt me stug dat hij het dit jaar - ziek en druk met mediagedoe rondom zijn vorige boek - geschreven heeft.
In Luchtplaats komt het hele woord kanker in elk geval niet voor. Of nou ja, één keer dan, als Derek L., een veroordeelde moordenaar die op voorspraak van schrijver Simon een weekendje verlof krijgt, het uitroept als hij in zijn gezicht wordt gestompt tijdens een gevecht met een journalist die Dereks biografie schrijft, maar het ondertussen heeft aangelegd met zijn ex, waarna een andere ex verschijnt: Hanna Hanson, inmiddels de vrouw van Simon en rechercheur bij de politie, die besluit Derek te helpen omdat ze elkaar dus nog van vroeger kennen en...
Enfin, dit is Luchtplaats: een wirwar van plotlijntjes verknoopt binnen een driehoeksrelatie tussen de crimineel Derek, de bestsellerauteur Simon en politievrouw Hanna.
Met veelvuldig gebruik van 'achteraf gezien...' - toch een beetje het pistool-onder-je-kin van de literaire suspenseopbouw - dwingt Koch je het verhaal in. Tijdens het verlof van Derek L. is er iets ergs gebeurd, er zijn beelden van die 'als schokkend kunnen worden ervaren', en niemand is helemaal onschuldig. Maar wat er precies is gebeurd, en hoe, dat doet er eigenlijk niet toe. Schijnbaar ook voor Koch zelf niet; hij heeft de plot vrij achteloos in elkaar gefrommeld - de lezer die precies wil begrijpen hoe het allemaal in elkaar zit, zal dit boek gefrustreerd dichtslaan.
Persiflage
Luchtplaats moet gelezen worden als satire op een misdaadroman, met Derek L. als clichématige maar toch ook wel overtuigende bad boy en 'in diepste wezen' ook een romanticus die korte verhalen schrijft. Schaamteloos seksistisch is de roman ook: Hanna mag dan wel een onverbiddelijke, op topcriminelen jagende rechercheur zijn, haar grootste zorg is toch haar tanende schoonheid; vroeger werd ze door mannen likkebaardend bekeken, nu is ze naar eigen zeggen 'een bijna bedorven yoghurtje'.
En met Simon persifleert Koch zichzelf: 'Ik ben de ongekroonde kampioen van de blurbs. Ik geef er te veel. Ik kan niet weigeren. Soms kom ik een boekwinkel binnen en zie ik in één oogopslag vijf boeken liggen met een quote van mij op het omslag.' (Koch is inderdaad een notoire blurbschrijver.)
Maar bovenal lijkt Luchtplaats voor Koch een goed excuus te zijn geweest om lekker van leer te trekken tegen alles wat mogelijk zijn irritatie wekt: ijdele televisiepresentatoren, slechte kunst, literatuurfestivals die altijd met slecht weer in gure tenten worden gehouden, goed gedrag, betrouwbare mannen die de vaatwasser inruimen en de opkomst van zelfgebrouwen bier, dat als 'een kwaadaardige ziekte om zich heen heeft gegrepen'.
Toch heeft het geen zeikerig boek opgeleverd, daarvoor is het te speels, vol vette beschrijvingen en vrolijke knipoogjes. Lezen, gniffelen en vergeten; deze roman is een prima sublimatie van de ongetwijfeld wrede fantasieën van Koch. (VK)
Humo
***1/2
'Ik kan het helaas niet mooier maken dan het is,' zegt dokter Francken, de uroloog. Het is dan begin 2020. Hij vertelt Herman Koch waar de kanker al zit en wat de vooruitzichten zijn. 'Ik ga sowieso voor de vijftien jaar,' zegt Koch later tegen zijn zoon, zinspelend op het gunstigste scenario. De boodschap is niet minder hard: Herman Koch leeft in reservetijd. De enige hoop is een medicijn dat nog uitgevonden moet worden. Maar anders dan je misschien zou verwachten, gaat het boek helemaal niet zo nadrukkelijk over Kochs ziekte. Hij schrijft eerder om de ziekte heen in een autobiografisch relaas dat op een prettige manier van de hak op de tak springt. Het gaat over literaire festivals en bibliotheekbezoekjes, maar ook over zijn jeugd, zijn ouders en de montessorischool in Amsterdam. We lezen over zijn eerste schrijfsels, en hoe die uiteindelijk leiden tot zijn verhalendebuut, over zijn probeersels als vertaler en hoe hij als successchrijver de vertalingen van 'Het diner' 'achternareist'. Eerlijk is hij ook over alcohol. Om te functioneren moet hij iedere dag een paar biertjes drinken, stelt hij vast. Koch lijkt nooit te twijfelen, niet aan zijn veelal cabareteske meningen en niet aan hoe hij met zijn ziekte omgaat. Nergens twijfel, woede, radeloosheid. Hij is de schrijver die de controle behoudt. 'Ik doe niets. Ik leef door,' zo besluit Koch. Het is hem zeer gegund.