In hemelsnaam, waarom zou je historische romans schrijven als je eigenlijk dichter bent? Het antwoord is eenvoudig: om de censuur te slim af te zijn. Dat was de oplossing die de Estse schrijver Jaan Kross (1920-2007) bedacht om te kunnen blijven schrijven, zelfs onder het alziend oog van de Sovjetcensor. De dikke historische roman waarmee hij zich in de jaren zeventig op de kaart zette, 'Tussen drie plagen', is nu voor het eerst naar het Nederlands vertaald. De herkenbare allegorie speelt zich af in het altijd al door machtige buurlanden bedreigde Estland, met in de hoofdrol een man die voortdurend moet balanceren tussen tegengestelde maatschappelijke krachten.
Kross' eigen leven werd diepgaand door de geschiedenis getekend. De eerste twintig jaar vielen samen met de (korte) periode van Estse onafhankelijkheid (1920-1940), daarna volgde bezetting op bezetting. In juni 1940 viel de Sovjet-Unie Estland binnen. Een jaar later, in augustus 1941, veroverden de nazi's de kleine Baltische staat. Ze vestigden er een terreurregime dat drieënhalf jaar zou duren. Kross ontweek listig de door de nazi's ingevoerde dienstplicht, maar toen hij lid werd van een verzetsbeweging werd hij gearresteerd. In september 1944 annexeerde het Rode Leger Estland voor de tweede maal. Onder de communistische bezetting doceerde Kross internationaal recht in Tartu. Maar al in 1946 werd hij opgepakt op beschuldiging van 'bourgeois-recidivisme'.
Acht jaar bracht Kross door in Sovjetkampen, eerst in de Oeral, later in Siberië. "De mogelijkheden om het gedrag van mensen te observeren die in een atypische situatie terecht zijn gekomen, waren in de Goelag uitstekend", zo noteerde de schrijver cynisch. Pas in 1954, met de dooi onder Chroesjtsjov, werd Kross vrijgelaten.
Na zijn terugkeer frequenteerde Kross de kringen van avant-gardedichters en schreef modernistische poëzie. Zijn bundel 'De steenkoolbewerker' uit 1958 leidde tot een heftige controverse. In het cultuurblad Hamer en sikkel verscheen een virulente aanval op de 'decadente dichter' Kross. Op dat moment besefte de schrijver dat hij enorme compromissen zou moeten sluiten, tenzij hij zijn aanpak veranderde: "Ik richtte me dan maar op de historische roman. De geschiedenis zou me toelaten om indirect over het heden te schrijven."
Indirect schrijven over zijn eigen tijd is wat Kross doet in 'De drie plagen' (1970-1980). Hoofdpersoon Balthasar Russow, een 16de-eeuwse kroniekschrijver die echt heeft bestaan, is net als Kross voortdurend beducht voor ontmaskering. Een kroniek schrijf je immers, net als een historische roman, vanuit een bepaald gezichtspunt, met meer of minder nadruk op (on)rechtvaardigheid en (scheve) machtsverhoudingen.
Balthasar Russow is de zoon van een Estse voerman die het tot dominee van de Heilige Geestkerk in Tallinn schopt en aan het einde van zijn leven deel uitmaakt van de hoogste kringen. Door zijn positie komt hij in contact met mensen van alle maatschappelijke geledingen - edelen, gilden, dominees, stadsraden - maar door zijn afkomst sympathiseert hij met de strijd van de Estse boeren.
In de zestiende eeuw werd Lijfland (het gebied van het hedendaagse Estland en Letland samen) bezet door Duitse edelen, die de steden domineerden en de Estse boeren tot hun lijfeigenen maakten. Kross' schets van de hardvochtige onderdrukking van de oorspronkelijke bevolking is gedetailleerd en onthutsend: "Voor de lijfeigenen en horigen stond in of voor de stal van elk landgoed wel een pijnbank, en er waren maar weinig lijfeigenen te vinden die nog nooit naar zo'n bank gesleept waren en daar hun lippen tot bloedens toe kapot hadden gebeten terwijl de zweep op hun rug danste."
Drie plagen bedreigen het leven van Russow en zijn tijdgenoten: oorlog, pest en schaarste. De pestepidemieën volgen elkaar in snel tempo op. Russow verliest een vrouw en twee dochters aan de moordende ziekte. Als predikant komt hij tijdens de pestuitbraken langs een niet te tellen aantal sterfbedden. En altijd ligt de oorlog op de loer. De grote mogendheden die Lijfland omringen - Rusland, Zweden, Polen - staan immers voortdurend paraat om het gebied te annexeren. "Lijfland was één groot toneel van zinloze en eindeloze oorlogen, moordpartijen en plunderingen." Het aantal keren dat 'de Moskoviet' in deze roman opmarcheert naar Lijfland, is nauwelijks bij te houden. "Maar kijk aan: nu klinkt het wolvengehuil van de oorlog in het hart van Lijfland. Wanneer zouden de Moskovieten voor de muren van Tallinn staan?" Dat Kross de Russische bedreiging zo sterk in de verf zet is niet alleen historisch correct, maar ook een nauwelijks mis te verstane vingerwijzing naar zijn eigen tijd, toen Estland onder Sovjetbewind viel. Kross' Estse lezers begrepen best dat de schrijver het wilde hebben over een klein volk dat zich tegen zijn grote buur verzet.
Kross' grote thema is het morele compromis: de vraag hoever een mens kan gaan in zijn 'aanpassing' voordat zijn authenticiteit in het gedrang komt. Balthasars vriend Mikhel Slahter is een mooi voorbeeld van wat 'te ver gaan' betekent. Aanvankelijk is het met een zeker voorbehoud dat Mikhel van een paar edelen de opdracht aanvaardt om Balthasar te bespioneren en in het geniep zijn kroniek te lezen. Later vindt deze Mikhel steeds nieuwe zelfrechtvaardigingen om almaar verder te gaan in het verraad, totdat hij zowaar zelf beschuldigingen aan het adres van Russow begint te verzinnen. Kross becommentarieert subtiel: "Na alle tijd die we hebben moeten overbruggen om de gebeurtenissen te kunnen volgen, is het helaas niet meer mogelijk om na te gaan of en in hoeverre de duivel hier van zijn ensceneringskunst heeft kunnen genieten."
'Tussen drie plagen' is een zeer panoramisch historisch epos, gedetailleerd in de achtergrondinformatie. Toch is het een daverend boek, meeslepend zonder ooit te emotioneel te worden. Ook bevat het onder het stof van de geschiedenis tal van vingerwijzingen naar het heden van de schrijver. Wat misschien nog het meest verrast is dat hij soms, tussen de regels door, iets meegeeft van wat hij over dit alles denkt. Zoals in deze uitspraak over de mens: "Natuurlijk is de mens niets anders dan een rat. Kent u dat verhaal van de rattenvanger van Hamelen? Nou, dan moet het u duidelijk zijn. Je kan de fanfare blazen of op een trommel slaan - dat maakt geen bal uit - de ratten rennen achter de blazer aan de rivier in of waar ook maar heen. En als een rat denkt dat hij er iets aan heeft, eet hij gerust een andere rat op."
Vert. Frans van Nes en Jesse Niemeijer Prometheus; 1017 blz. € 39,99.
oordeel
Gedetailleerd, meeslepend en niet te emotioneel.
Verberg tekst