De mierenkaravaan : roman
De mierenkaravaan : roman
Details
206 p.
Besprekingen
De Standaard
De mierenkaravaan , de derde roman van schrijver en tuinder Mariken Heitman, speelt zich af in een biologische tuin die groentepakketten levert aan 152 huishoudens. Samen met stagiairs en vrijwilligers is de gedreven tuinder Kiek hier dagelijks aan het werk. Spitten, zaaien, planten, oogsten, composthopen keren, en dat allemaal dik ingepakt tegen de regen - allesbehalve idyllisch. Tegelijk is het tóch een idylle, want de tuin stelt Kiek in staat om enkele onaangename dingen te negeren.
De mierenkaravaan is een krachtige, complexe roman. Daarom is het goed dat Heitman de seizoenen volgt als in een tuinboek. Herfst, winter, voorjaar, zomer: de roman begint en eindigt met oogst. De begrenzing van tijd en ruimte zorgt ervoor dat de focus ligt op wat zich hier en nu afspeelt.
Behalve een roman is De mierenkaravaan ook een pleidooi. Meer bepaald voor het stoppen met kunstmest en pesticiden, want met biologische mulch regelt de natuur deels zichzelf. Dat maakt van de tuinder niet zozeer de dirigent van het orkest, maar de persoon die de koffie en broodjes regelt en de stoelen klaarzet, schrijft Heitman.
Hoe zich dat op het veld toont? De tuin geeft “oude kracht”: voedingsstoffen uit mest en compost die na drie jaar alsnog vrijkomen in de grond. De biologische tuinder plant daarom kolen in het eerste, bladgroenten in het tweede, pompoenen in het derde jaar. Die oude kracht zit ook in de prachtige woorden waarvan Heitman gretig gebruikmaakt: gaasvlieg, langlijfje, roofwants, bijenbrood, neusrot, plantenadem, springstaart, kiemlobben, aardappelmoeheid.
De verteller, die niet alleen de hele moestuin overziet, maar ook de geschiedenis van de haas en de gedachten van de egel kent én Kiek feilloos doorziet, wordt ergens achteloos “Eden” genoemd: een verwijzing naar het Paradijs. Is het God? Of is het de boeter van de bessennetten, of de Alwetende verteller? Deze 'ik' heeft in ieder geval een geestige, prettige vertelstem, brengt vanaf de eerste bladzijde spanning in het verhaal, en hopt associatief van een plakkerige kleibrok naar een wormstekige wortel. Tegelijk doet hij, zij of hen gewoon een stapje opzij als de haas langskomt racen, alsof het toch een mens is.
hazenleger
Die haas is de reden voor een nieuw hek rond de biologische tuin, want Kiek accepteert geen onnodige vraat aan haar gewassen. Maar samen met de intrede van het dier slaat het noodlot toe: Kiek krijgt de diagnose multiple sclerose. De haas blijft opduiken, met de kracht van een Feniks, het fabeldier uit de oude verhalen dat uit zijn as herrijst. In De mierenkaravaan is de haas zo een echt dier, met een leger en een rommelige vacht, maar evenzeer een metafoor voor ziekte.
Het mag duidelijk zijn: aan eenduidigheid doet Heitman niet. Er wordt nooit zomaar geschoffeld, maar achterwaarts geschoffeld. Net als in de grond en in de plant gebeurt er veel in haar zinnen. Over de groeispurt midden in de zomer: “Bandeloos groeien, suikers stapelen in steeds slapper doorbuigende waterloten, lokt luizen en ander gespuis.” Let alleen al op de ui-klank; zelfs ín de taal zit de groeiende plant. Of dit, over de “uitgedijde herfstlijven, hun verfijnde anijsgeur” van de ij-vormige venkel. Zo is er ook de metafoor van de 'witte kamer' waarin Kiek zich terug kan trekken, maar waarvan onduidelijk is waar die zich eigenlijk bevindt. Is het een ziekenhuiskamer of koelcel, of een verwijzing naar de 'totaal witte kamer' van dichter Gerrit Kouwenaar, een plek van rust én het ongerepte witte papier, voordat er woorden op verschijnen?
De tuin zou niet bestaan zonder de mensen, maar kan hij bestaan zonder 'schepper' Kiek? Als de MS vordert en Kiek spasmen krijgt, voelt ze zich meer thuis bij de natuur dan bij haar geliefde Wende. Ze wil haar lief niet betrekken bij haar ziekte en Wende spoort haar aan de tuin op te geven. Maar “de tuin verlaten is sterven”, en hulp vragen is alsof ze “door anderen als verloren wordt beschouwd”. Zelfs oude kracht raakt op. Is er een opvolger voor Kiek? In de zomer heeft ze wel de bieten gebost en de bonen geplukt, maar nog steeds geen besluit genomen. Wat zeker is: er is een toekomst voor de tuin, ook al kan die niet uitgestippeld worden. Want alles is vergankelijk en op iedere winter volgt immers lente, wat de mens daar ook voor grandioos tegenin verzint.
Atlas Contact, 208 blz., € 22,99 (e-boek € 13,99).
De Volkskrant
De luie kat, de trouwe hond, het dappere ros. Het toeschrijven van menselijke eigenschappen aan niet-menselijke wezens gebeurt vaak. Schrijver Mariken Heitman laat in haar nieuwe roman zien dat het niet bij dieren hoeft te blijven; ook groenten lenen zich uitstekend voor een potje antropomorfisme. En dus lezen we over konkelende preien, zwijgzame wortelen, slapende kolen, weerloze courgetten en 'bieten die met hun morsige buik boven de broekband van de aarde piepen'.
In krap vijf jaar wist Heitman (1983) een imponerende literaire carrière op te bouwen. In 2019 debuteerde de tuinder annex landbouwdocent met De wateraap, ze kreeg voor haar tweede roman Wormmaan de Libris Literatuurprijs 2022 toegekend, en nu is er dus haar derde, De mierenkaravaan. Wie deze drie romans naast elkaar legt, ziet dat Heitman bouwt aan een coherent oeuvre.
In De wateraap zit de schuchtere biologiestudent Elke met zichzelf en haar gender in de knoop - van de weeromstuit begint ze maar wat in de tuin van haar tante te wroeten. Ouder en (iets) wijzer zien we Elke terug in Wormmaan. Ze is inmiddels werkzaam als onderzoeker (zij het niet voor lang). Opnieuw zoekt de hoofdpersoon haar heil in de tuin, waar ze een oud erwtenras probeert te kweken. In De mierenkaravaan treffen we wederom een wat teruggetrokken vrouw. Weer iets ouder, en in een volgende levensfase: deze vrouw - die geen Elke heet maar Kiek - hoeft niet meer uit te zoeken wie ze is en wat ze wil. Ze heeft het al gevonden, en wel in die telkens terugkerende tuin. De tuin waar de preien verdiept zijn 'in een nachtelijk zwijgen', als ze niet staan te konkelen, tenminste.
De drie romans volgen elkaar niet alleen heel naturel op, ze laten ook zien dat Heitmans stijl zich doorontwikkelt. Was haar debuut nog ietwat onevenwichtig, met soms wat pathetische beschrijvingen van Elkes identiteitscrisis, en was Wormmaan in sommige passages wel heel ondoorgrondelijk, daar is De mierenkaravaan stilistisch in topvorm. Eigen en origineel, maar ook wat lichter van toon en daardoor toegankelijk, meer open. Taal die je erbij houdt in plaats van wegduwt (zoals in haar eerdere werk soms gebeurde). De sores van een tuin, de zintuiglijke beschrijvingen die daarbij horen, 'mottige nestjes veldsla die lusteloos tegen de aarde hangen' en gras 'als de lokken van 18-jarige jongens, te lang, vol en glanzend' - proza om in te blijven grazen.
Die tuin dus. Die is van Kiek, als tuinder verbouwt ze er biologische groenten. Samen met vrijwilligers en stagiairs zaait, wiedt en oogst ze groentepakketten bij elkaar voor mensen in de buurt. Financieel kan het allemaal net uit. Maar je hoeft maar even met Kiek in het 'copieuze ochtendlicht' door de tuin te lopen - 'de planten druipend van hun eigen wasem' - om te begrijpen dat ze de koning te rijk is.
Tot er ineens een haas opduikt, een vreemd, spichtig dier dat niet in de tuin thuishoort. Brenger van onheilstijding en onmiddellijk symbool voor wat er kort daarna bij Kiek gediagnosticeerd wordt: MS, een progressieve spierziekte die net als de haas vreemde sprongen maakt, zich soms tijden niet laat zien maar altijd ergens verscholen zit. En dan plots weer opduikt, wat hapjes neemt uit Kieks fysieke capaciteiten, zoals het beest hier en daar aan een kool knabbelt. De superieure soepelheid waarmee de haas zich beweegt, onderstreept hoezeer Kiek zit opgesloten in een steeds strammer wordend lichaam.
Een hek moet er komen. Een nieuw hek rondom de tuin. Ook dat mag, uiteraard, symbolisch worden opgevat. Vrouw moet dealen met ziekte - zo zou de prozaïsche samenvatting van deze roman kunnen luiden.
Verbeten gaat Kiek aan de slag, met het hek, met het schoonmaken van de klepelmaaier, het uitsteken van de koolstronken, het zaaien van de veldsla en wat niet al - tot ze er letterlijk bij neervalt. Met lede ogen slaat de verteller van het verhaal haar gade: 'Ze wil dat alles bij het oude blijft en zal daartoe de komende weken vergeten wat er aan de hand is. Niet het klassieke vergeten van een afspraak of een naam, maar zoals ze ooit voor het eerst verliefd werd op een meisje en het presteerde om de eenvoudigste aller conclusies jarenlang te negeren.'
'Ik vertel en het gaat erom een keuze te maken', zo verklaart deze stem wendingen in het verhaal. Wie is deze mysterieuze, directieve verteller die alles over Kiek lijkt te weten, maar tegelijkertijd gebonden is aan de tuin; alleen kan beschrijven wat dáár gebeurt (en dat dus ook in geuren en kleuren doet)? Is het de tuin zelf? De haas? Moeder Natuur? Gewoon Mariken Heitman? Iets of iemand anders?
Voor zover er spanning in deze roman zit, komt die voort uit deze vraag, stilistische spanning dus. Qua plot zal het allemaal wel; het is duidelijk dat Kiek de tuin te zijner tijd moet opgeven, verwacht geen wonderbaarlijke genezingen of iets dergelijks. Wat niet wil zeggen dat de inhoud je niet voortstuwt, je wilt wel degelijk weten of Kiek erin slaagt haar lot te aanvaarden en zo ja, hoe dan. De sleutel is de mierenkaravaan: een stroom mieren, honderden, duizenden, die slingerend maar gestaag in een zekere richting lopen. Zowel de oorsprong als het doel van de karavaan ligt buiten beeld.
Zo laat Heitman subtiel zien dat er uit de natuur volop levenslessen te trekken zijn. Uit een fenomenale passage over humus, aarde dus, kun je concluderen dat onze bodem gelijk ons eigen lichaam is; een complexe consistentie van organische verbindingen. Als daaraan getornd wordt - door een ziekte (in het geval van Kiek) of door toevoeging van kunstmest (in het geval van de meeste landbouwgrond in Nederland) - gaat de samenhang verloren. Zonder samenhang is er geen verhaal; er zijn maar weinig mensen die daartegen kunnen.
Duidelijk is in elk geval dat Heitman een zekere literaire samenhang gevonden heeft, niet alleen binnen de tekst van deze roman, waarin de stijl telkens een relevante verbinding met de inhoud legt, maar ook in haar nog kleine oeuvre. Rustig laten groeien, niet te veel aan morrelen, géén kunstmest toevoegen.
Atlas Contact; 176 pagina's; € 22,99.