Details
115 p.
Besprekingen
De Volkskrant
Een van de indringendste beelden van de overstromingen in Limburg afgelopen juli was dat van de koe uit Echt. Zij werd meegesleurd door het oprukkende water en kwam pas in Escharen, zo'n 100 kilometer en een provincie verderop, weer aan land. Het was dat beeld, even magisch als hoopvol, dat me opnieuw deed grijpen naar Het Drogsyndicaat, de recente bundel van Mischa Andriessen.
Soms heeft poëzie het vermogen om nagenoeg samen te vallen met de werkelijkheid. Nagenoeg, want de koe die Andriessen oproept was een minder fortuinlijk lot beschoren. Bij de oprukkende zondvloed zien de mensen 'hoe het vee door de straten spoelt, een koe opgezwollen rond haar as tolt en dan in de kolkende vloed verdwijnt'. En die mensen die zich tot voor kort veilig waanden zullen, zo luiden Andriessens omineuze woorden, 'dan uiteindelijk zien dat het nergens nog licht'.
In dik 100 pagina's met verzen die vaak meer op proza lijken dan op poëzie transponeert Andriessen het verhaal van Noach, Naäma en de zondvloed naar het heden. Dat heden wordt daarbij terloops geëvoceerd, bijvoorbeeld wanneer hij schrijft: 'En het regende eindeloos de eerste dag/ Het regende op de tweede en de derde/ Toen per sms de alarmmelding kwam'.
Doorgaans blijven de verzen minder expliciet aan het heden gebonden. En als je even niet oplet, kun je al gauw de indruk krijgen met een herbewerking van het verhaal uit Genesis te maken te hebben. Maar waar het bijbelverhaal vooral over de goddelijke interventie gaat, draait het bij Andriessen, zoals ook in eerder werk, altijd om persoonlijk drama.In dit geval om de pijnlijke vervreemding, zowel emotioneel als lichamelijk, van Noach en Naäma. De zondvloed - een wereldcrisis - is de achtergrond waartegen die vervreemding intens voelbaar wordt. De geliefden en hun kinderen zijn meer bezig met overleven dan dat ze met elkaar leven. De zorg voor de dieren is bij vlagen zo intens dat het lijkt alsof het overleven van de wereld alles van hen vraagt.
Het enige wat dan nog rust brengt, is niet de liefde, maar een slokje broom, lijkt de dichter te suggereren. Want in maar liefst drie gedichten wordt de werking van dit libidoremmende, slaapbevorderende middel geprezen. Het is het laatste redmiddel, het enige wat helpt wanneer een nachtmerrie werkelijkheid geworden is. Niet voor niets luiden de laatste twee woorden in deze bundel: 'broom bestaat'.
Andriessen is een dichter voor wie niet alleen de vorm van een enkel gedicht moet samenvallen met de thematiek, maar ook de vorm van de bundel als geheel. Zo bootste hij eerder in Winterlaken (misschien wel de mooiste bundel van 2019) het aantrekken en afstoten van twee geliefden na, alsook het ritme van de zee. Met Het Drogsyndicaat is het alsof hij de opkomst van de zondvloed en ook het wegtrekken daarvan heeft proberen te vangen. Binnen de gedichten zorgen het gebrek aan interpunctie en de vernuftige inzet van minder gebruikelijke grammaticale constructies ervoor dat de taal hier kolkt en stroomt. Als lezer moet je dan soms zwemmen. Je doet dat beter niet tegen de stroom in, maar als de koe uit Echt.
In de bundel als geheel wordt de vloed weergegeven door te beginnen met een aantal verhoudingsgewijs korte, slanke gedichten, die al snel plaatsmaken voor uitdijende prozagedichten. Even abrupt als de vloed kwam, is die ook weer voorbij. Een paar slanke gedichten leiden de bundel uit naar het moment waarop het water is weggetrokken en de geliefden, zonder een woord te wisselen, eindelijk hetzelfde zien: dat ze nog bestaan.
****
Querido; 120 pagina's; € 17,99.
NBD Biblion
Trouw
De bundel Het Drogsyndicaat was al verschenen voordat het water het zuiden van Nederland en delen van Duitsland en België overgenomen had. Straten kwamen blank te staan, kelders liepen vol. Mensen moesten hun huizen uit, dieren raakten op drift. En dus leek het of Mischa Andriessen met zijn nieuwste bundel even in de toekomst had gekeken: 'ze zullen zien als ze op de daken (...) in tranen smeken of diegene,/ alsjeblieft, ze daar weg kan halen, waar ze, nog maar kortgeleden, veilig waren, en/ nu vanaf hun huis toezien hoe het vee door de straten spoelt'.
Kwam de hevige regenval niet ten minste deels door een veranderend klimaat en was de mens niet verantwoordelijk? In het nieuws vielen woorden als 'zondvloed'. Parallellen tussen de recente watersnoodramp en het Bijbelse verhaal waren snel getrokken. Naäma en Noach, hun zonen Sem, Cham en Jafet, Ila, de vrouw van Sem, en een ezel zijn de hoofdrolspelers in Het Drogsyndicaat. Daarin haalt Andriessen de Bijbelse zondvloed naar het nu en komt 'de alarmmelding' per sms. Noach bouwt een ark en trotseert met zijn familie en de dieren, de regen en het alles verzwelgende water.
Maar Het Drogsyndicaat is meer dan een hervertelling vanuit verschillende gezichtspunten, met daarin losjes iets van een moraal, een waarschuwing dat ná de ramp alles zo weer teruggaat naar normaal, dat de mens horende doof en ziende blind is voor de gevolgen van zijn eigen handelen - 'De angst te laat te zien zal de ontdekking zijn'. Andriessen zoomt vooral in op zijn personages. Hij laat ze aan het woord over hun onderlinge verhoudingen, het vaderschap, ouder worden, herinneringen. Hoe het huwelijk tussen Noach en Naäma getekend wordt doordat Noach zijn zoon Cham wegstuurt als deze hem naakt en in dronken toestand vindt, hem uitlacht. Naäma zegt: 'Je had het recht om kwaad het recht beschaamd te zijn/ Niet om de jongen te verbannen'.
Klank en ritme dragen de gedichten, al maken de vele inversies de regels nogal eens stroef. En hoewel spanning soms ten onder gaat aan een teveel aan woorden, daartussen zijn mooie observaties te vinden. Hoopt niet elke ouder, elk mens, tegen beter weten in, wat Noach hoopte toen hij de ark instapte? De tijd te stollen? 'jullie/ behouden als wie jullie tot dan toe waren geweest'.
Noach
Plotseling vatten alle ooftbomen vlam
Brandde binnen tellen af wat met zorg
Ik had gepland en daalde over mijn land
Een hevige regen kwam de volgende ochtend
Al felgroen groeisel in de as stond er
Tegen de avond weer een volgroeide rij
Niet van de vorige te onderscheiden
Zij het niet de oogst van mijn zaaiing
Ik wachtte tot de zomer ging er herfst volgde
Maar het blad aan de laagstammen bleef
Hun fruit verrotte niet werd niet gegeten
Door de spreeuwen en mezen en hing nog
Te glanzen in de zon toen het winter was geweest
Er een nieuwe lente begon en alles direct verdorde
Wat zich buiten mijn veld bevond als steen het vlees
Van de vruchten bleek en ik nergens water aantrof
Hoe ver ik mij ook op weg dreef elke dageraad weer
Naar de zo diepblauwe hemel keek waar geen wolk
Wees op wat ik plots begreep meteen mijn gezin bijeenriep
Trots meedeelde de regen die zo komt houdt niet meer op
En zonder te kijken of ze volgden ik hen vooruitliep
Mischa Andriessen
Mischa Andriessen
Querido; b120 blz. €17,99.
Janita Monna schrijft wekelijks over poëzie voor Trouw.