Details
Besprekingen
De Standaard
Als poëzie ontstaat uit een gezegend vertrouwen in het onvermogen van de taal om niet ambigue te kunnen zijn, dan is Paul Demets in ons taalgebied de dichter die dat onvermogen het uitbundigst eert. Al sinds zijn debuut laat hij de wankelmoedigheid van onze woorden horen in trillende metaforen, stapelingen van beelden en betekenislagen die de een soms op de heupen werken en een ander fascineren. Ikzelf behoor, voor alle duidelijkheid, tot de tweede categorie. In De bijendans, doortrokken van begrippen uit de wereld der imkers, rijpen de motieven die al meer dan twintig jaar in zijn dichterschap spelen en spoken uit tot een speels vervlochten dans, ogenschijnlijk los als een zwerm, maar uiterst doordacht: de vervreemding van de mens, van zichzelf, de ander, de natuur, de gammele korf van onze samenleving, de fragiliteit van ons organisme, de liefde, de sterfelijkheid, onze harde, knarsende wereld. Demets levert hiermee een van zijn sterkste bundels af. Een voorlopig besluit, mag ik hopen, in een dichterschap dat zichzelf en de lezer met grote toewijding en integriteit tegemoet treedt.
De honing smaakt lang niet altijd zoet in deze bundel. De verzen, of cellen waarin hij ons als hybride wezens, half mens, half insect, wonderlijke, pijnlijke metamorfosen laat ondergaan, zijn zelden behaaglijke onderkomens. De holte waarin de larve zich verpopt tot werkster, dar of koningin, is ook een badkamer waarin een adolescent zich aan eenzame erotische zelfbestuiving begeeft: 'Ik zag je achter een douchecel van was en spaarde mijn stuifmeel niet op'.
Evengoed roept de cel associaties op van de bubbel waartoe we veroordeeld werden toen covid in golven over ons heen kwam en ons van elkaar scheidde: 'We zaten vandaag op kantoor alleen/ met onszelf te vergaderen en hielden/ op onze schermen elkaars gezicht in het hoog'. Ongetwijfeld terwijl we met een half oog op de boldotcoms van deze wereld met één muisklik in zielloze pakhuizen een leger anonieme, uitgeputte en uitgebuite koerierbijen in gang zetten om tijdig onze jongste gril op de stoep geleverd te krijgen. Niet toevallig botst de lezer tussen de honingraten ineens tegen de slogan 'Your margin is my opportunity' aan. Woorden van Jeff Bezos, de oprichter van Amazon, in een interview met de al even tekenende titel 'The ultimate disruptor'. De ultieme verstoorder, van markten en talloze levens, ook de onze. Als slaaf van onze grillen 'komen we thuis, vallen we ten prooi, eten/ onszelf leeg.' Misschien een maand lang vleesloos om ons geweten te sussen, met een latte macchiato in recycleerbare bekers toe, want we etaleren ons graag als anders en beter dan de anderen, zonder die anderen echt te willen beluisteren. 'We zijn wit en prediken paulinisch,' staat het er, niet zonder sarcasme. De zwerm, het volk, kan zich in deze gepolariseerde tijden ook ontstellend snel ontpoppen tot de roedel, de meute die zich van vreemden wil ontdoen in een verstikkende zucht naar zuiverheid.
Zwerm
Is De bijendans, die lyrische en bijtende vermenging van onze mensenkorf met de bijenwereld, daarmee een politiek betoog? Verre van. Al sinds zijn debuut wijst Demets zulke reducties resoluut van de hand en huldigt hij het standpunt dat politiek haar eigen kanalen heeft, maar dat het politieke ook een aspect is van onszelf en dus meespreekt en -zingt in zijn lyriek.
Mogelijk verklaart dit de irritatie die Demets' werk vooral in de beginjaren opriep bij wie in zijn oeuvre naar eenduidige antwoorden zocht. Wie graag duidelijke boodschappen verneemt, leest maar beter pamfletten, of schrijft ze zelf. Dichters kunnen hooguit signaleren, verweerschriften opstellen die zich ver houden van de heersende kretologie, zonder ooit te weten of hun zending aankomt. De bijendans poogt in taal te doen wat de dansende bijen in hun korf betrachten: richting zoeken, aanwijzingen geven waar zich bronnen van stuifmeel en nectar bevinden. Door de bundel asemt ook een hoop die van zichzelf beseft dat hij schuchter en fragiel is.
De bijendans roept herinneringen op aan de keer, meer dan veertig jaar geleden intussen, dat er aan het raam van het klaslokaal een bijenzwerm voorbijtrok, waarvan ik pas wist dat het om een zwerm ging toen de onderwijzer het ons zei. Want wat ik zag leek wel een losgeslagen wolk van lettertekens, punten, komma's, gedachtestrepen, en vooral veel vraagtekens, die zich uit onze boeken had bevrijd en de wereld zocht, zoals deze bundel onze wereld zoekt, bejammert, aanklaagt, omarmt, bezingt en beweent, en met die geplaagde wereld wij, zijn bewoners, 'de goegemeente' en 'de flexwerker op zijn brommer.' Aan het halfopen raam van de klas hoorde ik het gegons van al die lichamen op zoek naar een bestemming. Ik kan me geen betere metafoor voorstellen voor de poëzie, en zeker die van Paul Demets. Zijn bundel gonst, zoemt, zingt, vloekt en danst, in de hoop dat ooit, ergens, iemands oren gaan fluiten.
De Bezige Bij, 76 blz. 21,99 €.