Daisy-online

Lichtmeters

Lichtmeters
×
Lichtmeters Lichtmeters
Daisy-online

Lichtmeters

Nederlands
2015
Volwassenen
Speelduur: 0:49
De lezer belandt in een zacht verlichte loketzaal zonder wachtrijen. Ieder gedicht is een schuiflade waarin mensen uit alle tijden en situaties zichzelf proberen achter te laten voor elkaar. Het heden is er slechts een flinterdunne loketruit waar de dichter olijk tegen ikt, tot ze breekt en iedereen.
Daisy-boeknummer 24028
Titel Lichtmeters
Auteur Ruth Lasters
Taal Nederlands
Distributeur Brussel: Luisterpunt, 2015
1 cd
Speelduur 0:48
Oorspr. uitgever Polis
Aantekening Stem: Vrouw
Vlaamse stem

De Morgen

Wie wint de Herman de Coninckprijs?
Paul Demets - 20 januari 2016

Keien

Desnoods schil ik jou een heel strand van krieltjes, als kiezels

glad eerst maar dan rimpelig, om je wijs te maken dat

wat vergankelijk is altijd een duurzame verwant heeft. Aardappels en

keien. Vissenogen en -met pupillen van zwart garen-

hemdsknopen. Rotsen en hun eigen slagschaduwen, waarin we staan

tot de kans dat we ooit reuzen zullen zijn of waren

eindelijk op een goede manier onbestaande is. Wat geeft het zolang we

morgen kunnen uitproberen of ricochet

ook met aardappels kan. Of durf je liever te weten hoeveel mensen

net als wij gewoon als stenen sliepen nadat bekendgemaakt was

het ooit zekere verdwijnen van

het al.

Ruth Lasters

Je kunt Ruth Lasters (°1979) er niet van verdenken dat ze in haar werk niet met de wereld begaan is. Niet alleen het eigen ik, maar de mens tout court krijgt aandacht. Neem het gedicht 'Allen', waarin ze met veel ironie de utopische gedachte beschrijft om elke medemens te willen ontmoeten: 'Misschien is inmiddels 80// worden hier een vergeefse, absurde poging om/ eigenlijk de leeftijd van 260 te bereiken, nodig om als enkeling/ heel de mensheid te kunnen groeten, gerekend één seconde per// handdruk, oogopslag.'

Wetenschap en intuïtie, abstractie en het concrete vinden elkaar gemakkelijk in haar werk. Zo wordt 'Stroper' een verrassend liefdesgedicht waarin ze zich in een preverbaal stadium verplaatst, een fase voor men met taal alles ging benoemen: 'Verdoken opgesteld in eigen hoofd/ houd ik de wacht soms als een stroper// om te vangen verbaalloos aan je/ denken.' Je kijkt ook nooit meer op dezelfde manier naar een lantaarnpaal als je dit gelezen hebt: 'En dat het stukspringen van een lantaarn voor een raam// al kan veroorzaken een minuscuul verschrikken, verliggen/ tijdens de daad, waardoor een andere zaadcel dan die ene waaruit wij-// het had gehaald.'

Lasters onderzoekt haar plaats ten opzichte van de medemens in deze bundel. Het gaat om een tegelijk speelse en ernstige evenwichtsoefening, waardoor ze het verwachtingspatroon van de lezer nu en dan mooi op de helling zet. Deze regels lijken wel te verwoorden waar het haar om te doen is: 'Ik zocht een instrument om de afstand tussen mezelf en de anderen/ te meten, zoals een stapel borden, die ik tussen sommigen en mij// in duwde als was alles een strijd om de scheefst gegroeide bordentoren/ die alsnog overeind blijft.'

Het is haar manier om verlies en vergankelijkheid het hoofd te bieden. Dan doet ze dit behartigenswaardige voorstel: 'Waarom wij niet bij wanhoop, eender wiens, formaties vormen/ zoals eenden eensklaps tegen luchtwerveling/ een v.'

Of vergankelijkheid een duurzame verwant heeft, durft ze terecht te betwijfelen, zoals blijkt uit het gedicht dat ik koos. Want wat de tijd aanricht, is onherstelbaar, ook al zouden we dat anders willen: 'Tijd is een stukke, aan fracties gevallen/ nachtkijker. Het soort waarmee je na herstelling zou willen// zien in ijskoud duister/ woorden die je wolkend uitspreekt en hun slijt door veelvuldig gebruik.' Taal zou ze het liefst bewaren, want ze is voor haar het instrument voor blijvende verwondering, zoals ze duidelijk maakt in 'Witlof', dat vorig jaar met de Turing-poëzieprijs bekroond werd: 'Grote glazen reservoirs// waaronder men dan bij verwonderingsverlies, bij bovenmatig balen/ inhaleren kon het prilste, prettigste begrippen-//begin, ontdekkingsenthousiasme.'

De poëzie van Ruth Lasters is indringend door de bijna opgewekte toon waarmee ze met verlies en vergankelijkheid omgaat, in meanderende gedachtespinsels. Ze verpakt haar gedachten in verrassende kleuren door de licht surreële beelden die ze gebruikt.

Melancholisch en vrolijk

In de poëzie over zijn overleden vader peilt Bart Meuleman (°1965) naar de gelijkenis tussen beiden. Hij beschrijft hoe ze steun vonden bij elkaar wanneer hij het beeld van een rit op een tandem oproept. De vader is 'enigszins beschonken', de zoon 'veeleer nuchter'. Als de vader vraagt waar hun huis is, antwoordt de zoon 'nog vele, vele bochten verder'.

Meuleman wijst alle pathetiek rond het overlijden van zijn vader af. Beeldspraak is niet op haar plaats. Het beeld 'denk aan sledehonden die over het ijs hem langzaam aan het zicht/ onttrekken' corrigeert hij meteen met de bedenking 'aan een beeld hebben we geen nood'.

In een ander gedicht stelt hij dan ook vast dat sterven weinig lyrisch is: 'dat is doodgaan: iemand onmogelijk nog te drinken kunnen geven/ omdat je niet weet, dat ook al, waar is hij nu'. De dood van een dierbare leidt tot ontwrichting: 'zo rap naar boven geklommen,/ kan het bloed soms zo even stokken,// dat je vergat waar je was, om wie het ging dan.' Na de nuchtere beschrijvingen van de reacties op het overlijden keert de lyriek toch weer terug: 'we hebben elkaar daar lichtjes kunnen raken die avond, zoals muggen zich/ met hun poten soms staande houden/ op een oppervlak.'

Door de registrerende toon weet Bart Meuleman des te sterker de lezer te raken. Midden in de ernst van het gebeuren hanteert hij plots humor. Zo vindt de zoon een lp van Heintje in een kleerkast van zijn vader en bedenkt: 'ik zie je met een streng gezicht nog liggen, vader,/ in je dodenkamer, hoe je nooit bent geweest//, schön ist es auf der welt zu sein.' Of in een ander gedicht: 'gedenk hem in zijn stralende glimlach, via dat kunstgebit van hem.'

We zien ook Meulemans fascinatie voor de donkere kanten van de mens, zoals we die kennen van zijn Smerige trilogie, zijn vroege theaterwerk. Zoals in 'Winterdagdroom': 'in het nauw van de straat haar van haar fiets geroofd, de nog winterse/ broek met slip en al omlaag, op tafel voorover,/ zo haar dampende kut.'

Hoe melancholisch stemmend en tegelijk vrolijk makend zijn de gedachten van een dichter, zoals Bart Meuleman die hier opvoert. Met de ultieme droom om te eindigen als een boek in een antiquariaat, 'in dat hardnekkige stof,/ naast de herder des huizes die voor een zoveelste keer/ de hartstocht tempert, het tapijt onder pist.'

Bart Meuleman definieert somberte als 'melancholie zonder muziek'. Maar deze bundel blijft sterk doorklinken.

De prijs wordt op dinsdag 26 januari uitgereikt in de Arenbergschouwburg in Antwerpen. Overige genomineerden zijn Jeroen Theunissen, Maarten Inghels en Marc Kregting.

Ruth Lasters, Lichtmeters, Polis, 65 p., 19,95 euro.

Bart Meuleman, Mijn soort muziek, Querido, 66 p., 16,99 euro.

PAUL DEMETS ■

NBD Biblion

T. van Deel
Zoals de Vlaamse Ruth Lasters (1979) poëzie schrijft, zou er meer geschreven moeten worden: verrassend, inventief, grillig, met verbeeldingskracht en vooral ook geestig en consequent. Je leest bij haar nooit iets voorspelbaars en toch zit er een gedegen poëtische logica in deze gedichten. Neem een begin als dit: 'De eindredactie van de zee doen jij en ik.' Hoe zal verder gaan? Of: 'Desnoods schil ik jou een heel strand van krieltjes, als kiezels / glad eerst maar dan rimpelig, om je wijs te maken dat // wat vergankelijk is altijd een duurzame verwant heeft. Aardappels en / keien...' Een filosoferende kant is deze poëzie niet vreemd. De slotzin sluit aan bij het begin en rond het gedicht mooi af: 'Of durf je liever te weten hoeveel mensen / net als wij gewoon als stenen sliepen nadat bekendgemaakt was // het ooit zekere verdwijnen van / het al.' Deze tweede bundel verdient net als haar eerste, 'Vouwplannen', een prijs. Sterke poëzie.
Herman de Coninckprijs beste dichtbundel (2016) Andere werken met deze bekroning