Het werk van de Argentijnse schrijfster Samanta Schweblin balanceert op het onbehaaglijk snijvlak tussen werkelijkheid en surrealiteit. Haar roman Fever Dream speelt zich af in een ziekenhuis, waar een stervende vrouw episodes uit haar verleden vertelt aan een vreemde jongen die een deel van zijn ziel ontbeert. In haar verhalenbundel De mond vol vogels voert ze een vrouw op die verliefd wordt op een meerman, een zwangere vrouw die haar foetus doet krimpen tot hij zo klein is als een amandel en hem dan uitspuwt, en een tienermeisje dat levende vogels opeet.
Haar jongste roman, Duizend ogen, is misschien nog haar meest onbehaaglijke werk tot nog toe - en haar meest realistische. De dystopische premisse is griezelig aannemelijk: in de hele wereld zijn mensen geobsedeerd door kentuki's, robotachtige knuffeldieren die op afstand bestuurd worden door onbekenden, die de diertjes doen bewegen en hun omgeving in de gaten houden, maar die alleen via grom- en piepgeluiden communiceren.
Het verhaal speelt zich af in een twaalftal steden in de wereld, met personages die de speelgoeddieren besturen en personages die ze bezitten. Een eenzame Guatemalteekse jongen bedient een speelgoeddraak in Noorwegen en droomt ervan sneeuw te zien. Een Peruviaanse vrouw die een knuffelbeest in Duitsland bestuurt, raakt in de ban van het liefdesleven van de bezitter. Een Venezolaans meisje dat ontvoerd wordt door sekshandelaars wordt gered door een panda-kentuki die gecontroleerd wordt door iemand in Kroatië.
De relatie tussen de eigenaars en hun speelgoed varieert van zorgend over manipulatief tot gewelddadig, en werpt vragen op over voyeurisme, de beperkingen van virtuele verbondenheid en hoe de technologie ons zowel infantiliseert als sterker maakt.
"Er zit veel ambiguïteit in haar werk, en ze heeft veel vertrouwen in de lezer", zegt Megan McDowell, die de roman en eerder werk van Schweblin in het Engels vertaalde, in een Skype-gesprek. "Ze leidt je naar een plek die ze in gedachten heeft, en laat je daar achter."
Schweblin groeide op in een middenklassengezin in een buitenwijk van Buenos Aires in Argentinië en verhuisde in 2012 naar Berlijn. Sinds haar bekroonde debuutbundel uit 2002 (The Nucleus of Disturbances) wordt ze beschouwd als een van de innovatiefste Spaanstalige schrijvers van haar generatie. Haar boeken zijn in 35 talen vertaald.
Na de Engelse vertaling van Distancia de rescate als Fever Dream in 2017 begon het snel te gaan voor Schweblin. Fever Dream was finalist voor de Booker International Prize en won de Shirley Jackson Award voor beste novelle, en krijgt een Netflix-verfilming. Zowel De mond vol vogels als Duizend ogen stond op de longlist voor de Booker International Prize.
In een e-mailconversatie heeft Schweblin het onder meer over de worsteling met technologie door de literatuur, het surrealistische in haar werk en de invloed van quarantaine op ons leven.
Waar bevindt u zich momenteel, en op welke manier beïnvloedt de pandemie uw dagelijks leven?
Samanta Schweblin: "Ik ben in Lago Puelo, een klein en geïsoleerd dorp in het uiterste zuiden van Argentijns Patagonië. Ik kwam hier twee maanden geleden naartoe om mijn moeder te bezoeken. Ik zou een paar dagen blijven, maar de pandemie en de verplichte quarantaine gooiden roet in het eten, waardoor ik niet terug naar Berlijn kon reizen.
"De eerste dagen waren moeilijk. Het leven maakte me duidelijk: jij blijft hier voor onbepaalde tijd met je kleine valies en je twee boeken voor op het vliegtuig. Maar nu gaan de dagen snel voorbij, en ik voel me op een vreemde manier op mijn gemak. Ik heb een vervallen chalet van een buur gehuurd, waar ik elke dag schrijf. Op de weg ernaartoe kom ik langs koeien, stieren, paarden en roedels honden die me de hele weg gezelschap houden. Ik concentreer me op mijn werk, ik schaaf aan mijn conditie, ik praat met amper iemand. Ik ben bijna beschaamd om het te zeggen, maar ik ben gelukkig te midden van deze storm."
Waar haalde u voor Duizend ogen het idee van de kentuki's?
"Een combinatie van gebeurtenissen en omstandigheden in mijn leven twee à drie jaar geleden: veel verbondenheid met andere mensen via sociale netwerken en gsm, veel reizen, van stad naar stad, van taal naar taal, van cultuur naar cultuur. En een zeker ongemak, of een zekere nieuwsgierigheid, die ik voor mezelf niet onder woorden kon brengen, maar die veel te maken had met precies de manier waarop de literatuur over die nieuwe werelden schreef.
"Ik las eigentijdse literatuur, en ik voelde hoe schrijvers vaak vermeden om termen te gebruiken die al volkomen tot onze werkelijkheid behoorden: WhatsApp, Instagram, zelfs zoiets simpels als een gsm.
"Zelf stootte ik bij het schrijven ook op dat probleem. Waarom vinden we het zo lastig om die technologische realiteiten te verwerken in literaire teksten? Waarom bijvoorbeeld wordt absoluut realistische en literaire poëzie die die nieuwe realiteit durft aan te raken vervolgens 'techpoëzie' genoemd, of scifi, of futuristisch? Ik vroeg en vraag me af wat dat toch is met ons dat we technologie die we zo makkelijk in ons dagelijks leven integreren niet accepteren in de ruimte van de fictie.
"Als schrijver stelde ik me daarbij een andere vraag, die uiteindelijk wellicht mee leidde tot het idee van de kentuki's: hoe kunnen we over technologie praten zonder verstrikt te raken in technische termen? Hoe kunnen we praten over problemen die wij als gebruiker hebben met technologie zonder de technologie een hoofdrol te laten vertolken?"
In uw werk voert u vaak dieren op. Duizend ogen focust op machines die deels menselijk, deels knuffels zijn. Op welk effect mikte u met die combinatie?
"Dieren, speelgoed, robots hebben allemaal die vreemdsoortige morele kracht die ze op ons uitoefenen gemeen. Er is iets in die ogen, in de manier waarop we onszelf weerspiegeld zien, dat ons destabiliseert. De digitale wereld zit vol vreemdelingen, echte mensen zonder gezicht of lichaam. Als we hun gelaatsuitdrukking en gebaren konden zien, zouden we ons dan op dezelfde manier tegenover hen gedragen?
"Huisdieren zien hoe we leven, weten dat we echt zijn, en wij houden ervan bekeken en bewonderd te worden. Maar het stelt ons ook gerust te weten dat een dier wel kijkt maar niet praat, ons bewondert maar zelf geen meningen formuleert."
Wat de relatie tussen kentuki's en hun eigenaars onder meer ongemakkelijk maakt, is dat kentuki's niet kunnen praten. Het doet me denken aan iets wat ik las over uw kindertijd: dat u op uw twaalfde een jaar lang niet gesproken hebt omdat u niet verkeerd begrepen wilde worden. Hoe heeft die ervaring uw kijk op taal en het schrijven vormgegeven?
"Vreemd, want zelf heb ik dat verband nooit gelegd, maar je hebt absoluut gelijk. Taal heeft me altijd een wat ongemakkelijk gevoel gegeven. Taal voelt voor mij als iets zwaars en stroefs aan, maar vooral als iets onnauwkeurigs. Het is zo makkelijk onze mond te openen en iets te zeggen wat we liever niet hadden gezegd. Het is zo beangstigend om uiteindelijk dat wat niet gezegd was hardop uit te spreken en te zien hoe het wordt omgevormd tot iets reëels.
"Clarice Lispector (Braziliaans auteur, red.) zei: 'Het woord is mijn manier waarop ik de wereld beheers'. Dat gevoel heb ik ook met het geschreven woord. Spreken stelt me bloot aan alle geluiden en gevaren van de taal. Het geschreven woord brengt de wereld tot stilstand en biedt me alle tijd die ik nodig heb om exact te zeggen wat ik wil zeggen."
We zijn momenteel allemaal wat geïsoleerd, maar tezelfdertijd voelt de wereld meer verbonden aan, want iedereen in eender welk land ervaart in zekere mate hetzelfde drama. Hoe verwerkt u als kunstenaar wat er gebeurt? Denkt u dat de wereld die u in Duizend ogen creëerde iets teweeg zal brengen bij mensen die meer dan ooit aangewezen zijn op technologie voor menselijk contact?
"Het is bizar, want dat was niet bewust. In Duizend ogen maken de gebruikers contact zonder lichaam, ze zijn er en tegelijk zijn ze er niet. Ze kunnen zich vrij voortbewegen in de buurt van een andere persoon, ze kunnen hen bijna aanraken, en toch zijn ze er niet echt bij.
"In dat opzicht legt de quarantaine niets nieuws op. We zullen eruit komen met nieuwe regels, die een deel van de wereld zullen normaliseren waarin we wezens zijn die alsmaar meer onder toezicht staan en waarin de fysieke aanwezigheid van lichamen bijna bedreigend overkomt."
Waaraan werkt u momenteel?
"Ik ben al een paar maanden aan het nadenken over een nieuwe roman, maar ik bevind me nog in de fase van notities en voorbereiding, en ik heb nog geen volledig zicht op de vorm en de toon. Dat komt gedeeltelijk door de quarantaine vanwege corona, maar ook door persoonlijke dingen: mijn leven heeft de voorbije maanden een drastische wending genomen. Ik voel me duizelig, zoals wel meer mensen in de wereld, wellicht ook omdat er iets essentieels aan het veranderen is aan de manier waarop ik alles bekijk.
"Ik vermoed dat we allemaal door dat proces gaan. Ik voel me wat verloren. Het verbaast me dat ik niet goed weet waar ik sta, en dat mijn ideeën over wat fictie is en hoe die de werkelijkheid beïnvloedt elke dag veranderen.
"Er zit dezer dagen iets in de lucht wat beangstigt maar ons tegelijk alert maakt. We maken ons zorgen, maar we zijn ook veel aandachtiger."
Meridiaan Uitgevers, 264 p., 22,99 euro. Verschijnt volgende week. Vertaling Eugenie Schoolderman en Arie van der Wal.
Verberg tekst