Boek

Karina, of De ondergang van Nederland : roman

Karina, of De ondergang van Nederland : roman
×
Karina, of De ondergang van Nederland : roman Karina, of De ondergang van Nederland : roman
Boek

Karina, of De ondergang van Nederland : roman

Nederlands
2021
Volwassenen
Vanuit het perspectief van een witte, heteroseksuele man van middelbare leeftijd worden actuele politieke en maatschappelijke thema's, zoals opkomend populisme, stijgende zeespiegel en huwelijksprobklematiek, belicht.

De Volkskrant

Gniffelen met de witte man
Bo Van Houwelingen - 17 april 2021

En ja hoor, weer zo'n dystopische roman waarin het water tegen de dijken klotst, extreem-rechts aan de macht is en de goedbedoelende witte man aan het kortste eind trekt. Zitten we daarop te wachten? Er zijn er al zo veel van en bovendien hoef je maar door de krant te bladeren om te weten dat de dystopie allang begonnen is.

Karina of de ondergang van Nederland is de nieuwe roman van schrijver en dichter Wouter Godijn (1955). Bij het grote publiek is Godijn niet heel bekend, terwijl hij inmiddels toch een behoorlijk oeuvre (zeven romans en negen dichtbundels) heeft geschreven. Een oeuvre in een stijl die je best godijnesk mag noemen: grappig op een ondeugende jongensmanier; de grens aftastend van wat leuk is en wat flauw. Een schalkse schrijver is hij, die zich van alles permitteert (tussentijds commentaar op zijn eigen, literair-technische keuzes, zich direct richten tot de lezer, veel woorden fonetisch schrijven et cetera) maar ook een die ondertussen grote vragen stelt: wat is goed en wat is slecht (De dood van een auteur die een beetje op Wouter Godijn lijkt, 2007), wat is de waarde van literatuur (De kamer waar alle verhalen beginnen, 2019) en, in zijn roman uit 2013, Hoe ik een beroemde Nederlander werd: wat te doen tegen fascisme?

Op die laatstgenoemde roman borduurt Godijn nu losjes voort. Het is 2031 en een naamloze schrijver van middelbare leeftijd staat op de dijk bij de Noordzee. Wat blijkt: eb is iets van vroeger, het water staat nu altijd hoog. Dat is eng, maar nog enger is dat er nauwelijks ophef over is. Het is een teken dat de media reeds onder de knoet zitten van Neerlands nieuwe leider: Groverd Wild (drie keer raden op wie die lijkt).

Als Wild een toespraak geeft over zijn plannen met Nederland ('Staat de grondwet ons in de weg dan veranderen we die'), krijgt de schrijver van de weeromstuit een soort herseninfarct. In het ziekenhuis kunnen ze niks lichamelijks vinden, maar de schrijver verandert alsnog in een wrak: een moeizaam lopende man die zijn plas niet goed kan ophouden. Strompelend en met een inlegkruisje in de onderbroek door het leven: dat is de status die Godijn de witte man gniffelend toekent. Dan wordt onze schrijver ook nog eens door zijn vrouw (de Karina uit de titel) verlaten en rest hem een treurig leven in een flatje terwijl Nederland ten onder gaat. Tja.

Gelukkig is er een proloog. Een proloog waarin een jonge Karina op een zomerse dag in een afgeknipte spijkerbroek voor de schrijver uit fietst, op de pedalen gaat staan, moeiteloos een steil bruggetje beklimt en zich lachend naar hem omdraait: 'Gaat het nog, meneer de intellektu-wéél? Of mot u effe worre geduwd...?' Dan maant ze hem het hoge gras in, waar ze de liefde bedrijven - helemaal Jan Wolkers, er is zelfs een kevertje bij.

Zo worden we warm gemaakt voor wat het hart van het boek blijkt: het verhaal over de liefde tussen de schrijver en Karina. Hun dagen stralen, hun vrijpartijen zinderen, hun praten is gulzig; 'alsof we - verbaal - in elkaar begonnen te graven, heel druk, zoals een hond met razendsnel bewegende poten een kuil graaft' (even later heet dat dan 'dat graafachtige gepraat' - ook dat is godijnesk). In dit sprookje zijn er twee Karina's: de Karina van Vroeger, een godin haast, met lange bruine benen, lang blond haar en een bijna bovenaardse kracht. Een vrouw van wie de schrijver, zelf een mager scharminkel, zich afvraagt wat ze in hemelsnaam in hem ziet. En dan is er de Karina van Later: een heks met zwartgeverfd piekhaar, een dikke kont en een verzuurd karakter. Als zij hem verlaat, is hij blij toe.

De vrouw als heilige of als heks, het zijn de oermallen waar vrouwelijke personages vaker wel dan niet ingedrukt worden. Ze zijn er om de mannelijke hoofdpersoon te inspireren of te dienen, te confronteren of te tergen, maar zelden als volwaardig karakter. En Godijn wéét dat, hij speelt ermee, net zoals hij in deze roman met wel meer 'woke'-thema's speelt, zoals de overdreven onhandige manier waarop de hoofdpersoon mensen van kleur aanduidt (hij komt uiteindelijk uit op 'niet-westerse-dingesmensen') en de eerdergenoemde witte man - de hoofdpersoon zelf - die in het ziekenhuis wel erg content is met zijn lieve verpleegstertjes. Dat doorschemerend bewustzijn maakt Godijns meegeleverde maatschappijkritiek relevanter: je weet dat er iemand aan het woord is die zijn eigen blinde vlekken heeft gezien.

Wat die hele dystopie er nou eigenlijk mee te maken heeft? Niet zo veel. Ja, laat de lezer maar geloven dat de schrijver wil waarschuwen voor populisme of klimaatverandering ('Welnee!'). In werkelijkheid is hij alleen maar boos, 'omdat hij Zijn Grote Liefde was kwijtgeraakt'. Romans die geen dystopie maar een liefdesgeschiedenis blijken te zijn; dat zijn de beste.

****

Atlas Contact; 304 pagina's; € 22,99.

NBD Biblion

Dr. W.A. de Jong-Kumru
Ultrarechts populisme, een stijgende zeespiegel en een wegkwijnend huwelijk van een mannelijke hoofdpersoon van middelbare leeftijd, kortom: om actuelere thema’s kon deze zevende roman van Wouter Godijn (1955) niet draaien – al is hun urgentie daarin onontkoombaarder geworden. Een speelse, lichte schrijfstijl vol beeldend taalgebruik en humor kenmerkt dit verhaal van de overbodig geworden, witte, heteroseksuele man, die behalve met zijn geliefde en zijn moeder niet veel met vrouwen op heeft. Het verhaal speelt zich af in de nabije toekomst en kan volgens de auteur zowel zelfstandig worden gelezen, als in vervolg op het eerdere, succesvolle 'Hoe ik een beroemde Nederlander werd'*. Opvallend is de politiekere lading van deze roman, waarin de hoofdpersoon zoekt naar beantwoording van de vraag waarom mensen die in een democratie leven in de verleiding komen om hun vrijheid op te geven. Zijn heimwee naar de eigen verloren naïviteit zal voor vele mannen herkenbaar en dankzij de rijkelijk aanwezige ironie draaglijk zijn. Voor een breed publiek.

Trouw

Surrealisme met een spruitjeslucht
Rob Schouten - 17 april 2021

Wouter Godijn (1955) is een schrijver die alle mogelijke menselijke tekorten, ziekte, scheiding, ondergang, ja zelfs de dood, energiek en met een onverwoestbaar humeur tegemoet treedt, ook in zijn jongste roman Karina of de ondergang van Nederland. Neem dat laatste trouwens maar met een korreltje zout want het gaat voornamelijk over Karina, de ex-vrouw van een schrijver die verdacht veel op Godijn zelf lijkt.

We leven tien jaar van nu en ja, de zeespiegel stijgt ernstig, in Nederland is een foute populist aan het bewind en DWDD bestaat nog steeds, maar het zijn slechts decorstukken voor des schrijvers op de klippen gelopen huwelijk. Godijn is, al doet hij soms alsof, helemaal niet zo'n geëngageerd auteur; hij is vooral met zichzelf bezig, met het schrijverschap, de enige plek waar de ware vrijheid bestaat; zijn romans en gedichten hebben iets narcistisch zonder dat het stoort.

Ergens in dit boek schrijft de hoofdpersoon "dat schrijven zoals ik wilde schrijven, zoals het in mijn ogen de moeite waard was, niet voor mij was weggelegd. Ik zou nooit - en dan kwam er een rijtje namen van schrijvers die ik vereerde, tegen wie ik opzag. Ik zou nooit een van hen kunnen zijn." Dus maakt hij van de nood een deugd en schrijft hij anders, een beetje in het wilde weg, met de geestigheid en de hypersensor die de-schrijver-ondanks-zichzelf eigen is.

Ik herken die houding wel, je zet je licht onder de korenmaat maar laat het toch zoveel mogelijk schijnen. Het resultaat is een soort proza dat vooral geestig is en opzichtig naar de lezer knipoogt. Je voelt dat het best ernstige zaken zijn die hij aansnijdt maar de humor en de verbeelding overheersen. Typerend voor Karina of de ondergang van Nederland zijn twee taferelen, een intense seksscène en een scène waarin de schrijver in elkaar wordt geslagen. Nogal fysieke scènes dus, in de een bereikt de schrijver een orgasme, in de ander belandt hij in het ziekenhuis. Scènes die je voor je zou willen zien maar Godijn overlaadt ze met zijn eloquente taalgebruik, het worden prachtige taalbouwseltjes, virtuoze stijloefeningen maar je ziet eigenlijk niet voor je wat er nou gebeurt. Het overdadige taalgebruik, de grappen, de afstandelijke registratie, het weglopen voor de realiteit, dat alles zorgt ervoor dat alles van taal en formuleringen wordt. Zo bijvoorbeeld terwijl hij gepijpt wordt: "Moest ik niet vragen of ze geen zin had in iets anders? Een kopje thee misschien? Engelse thee, maar als ze liever thee met een smaakje had was dat ook mogelijk. Of een glaasje melk." Je zou het een soort subliem geouwehoer kunnen noemen.

Godijn is een meester in het weergeven van de idiootste gedachten en associaties, zijn hoofdpersonen worden niet meegesleept door gebeurtenissen maar door hun dartele kijk op de zaken en door hun taalgebruik. Surrealisme met een spruitjeslucht. Zijn gedoe met ex-eega Karina, maar vooral ook de slotscène waarin de schrijver in DWDD er allemaal incorrecte meningen uitflapt en ze vervolgens weer terugneemt, hebben iets hallucinants, maar dan light hallucinaties. Heel erg vermakelijk allemaal, zo'n schrijver die voortdurend over z'n eigen schouder meekijkt hoe hij zichzelf door van alles en nog wat laat meeslepen. Maar inderdaad, heel grote literatuur wordt het niet, wel iets om voortdurend bij te gniffelen.

Atlas Contact; 352 blz. € 22,99.