Mario en de magiër
×
Mario en de magiër
Een jong gezin reist in de jaren twintig af naar een Italiaanse badplaats aan de Tyrreense Zee. In plaats van rust te vinden op vakantie, komen ze terecht in een beklemmende omgeving en worden ze geconfronteerd met de voorboden van het oprukkende fascisme. Graphic novel in zwart-wit.
Titre Mario en de magiër
Dessinateur Koenraad Tinel
Antécédent bibliographique Thomas Mann
Adaptateur Els Snick
Langue Néerlandais, Allemand
Langue originale Allemand
Titre original Mario und der Zauberer
Éditeur [Heverlee]: Oogachtend, 2025
[304] p. : ill., z/w
Note Graphic novel-bewerking van de novelle van Thomas Mann, gebaseerd op een vertaling van Els Snick
ISBN 9789029554435

De Morgen

'Ik zweeg omdat ik mijn familie geen pijn wilde doen'
Geert De Weyer - 01 January 1970

Een hanenlijf op enorme poten met een militaire pet als hoofd, een reuzenkip met een uier of een vier meter hoge, ijzeren replica van de mummie van zijn kat die aan een muur van zijn tekenkamer hangt. Met dat soort dreigende of bizarre creaturen heeft kunstenaar Koenraad Tinel een stevige carrière opgebouwd.

Al wijdde hij zich de jongste jaren ook aan graphic novels. Talloze zwarte mappen in het atelier in zijn hoeve in Vollezele, Pajottenland, herbergen originele prenten, getekend met Oost-Indische inkt, voor toekomstige projecten. Eén ervan is de adaptatie van het kinderboek Nils Holgerssons wonderbare reis.

Dat had vandaag in de winkels gelegen, ware het niet dat zijn vrouw Elisabeth hem de novelle Mario en de magiër (1930) van de Duitse auteur Thomas Mann in handen schoof. "Toen moest alles wijken", zegt hij. "Dat verhaal kwam zo hard binnen dat ik er meteen van begon te tekenen."

Mann omschrijft daarin de reis met zijn vrouw en twee jonge kinderen in Torre di Venere, een populaire Italiaanse badplaats aan de Tyrreense Zee. Wat een warm ontspannend bad moest worden, verandert in een mum van tijd in een wurgend onbehagen van ontluikend fascisme. Kinderen met Italiaanse vlaggen vertegenwoordigen er het nationalisme, gestrekte rechterarmen gaan er de hoogte in en een opruiende hypnotiseur staat er symbool voor onderdrukking en manipulatie. "De dreigende sfeer die Mann beschrijft heb ik gekend, het sloot volledig aan bij mijn jeugd", zegt Tinel.

De kunstenaar groeide op in wat ik "absoluut" als een nazinest mag omschrijven. "Het is hard om te zeggen, maar mijn ouders waren nazi's."

Terwijl zijn twee broers werden meegezogen in de ideologie van zijn ouders en het nationaalsocialisme aan de keukentafel volledig mainstream was geworden, bleven Tinel en zijn drie jaar jongere zus er ver weg van. "Ik had geen interesse in politiek, ik hield van pianospelen, tekenen en was een fervente scout."

Al kon hij niet om zijn opvoeding heen. "Ik werd opgevoed met Jodenhaat. Een Jood, dat was een lelijk monster met kromme vingers om geld bijeen te graaien. Hij was gebocheld en stonk. Mijn broers zaten bij de NSV (Nationalistische Studentenvereniging, red.) en later de Hitlerjugend. Eén ervan verdedigde zelfs Hitlers bunker. Ik zie ze al trommelend voor me."

Manns novelle kwam akelig dichtbij, "ook omdat diens kinderen tijdgenoten van mijn broers waren. De novelle werd in 1930 gepubliceerd, mijn broers werden begin 1920 geboren." Een leeftijd waarin je als een spons alles rondom je opzuigt, klinkt het.

Schijtemmer

Zo'n vijftien jaar geleden besloot Tinel zijn ervaringen uit te zweten in wat hij zijn magnum opus noemt: Scheißeimer, een graphic novel waarin hij in 240 rauwe bladvullende zwart-witprenten vertelt hoe de Duitsers in 1940 België binnenvallen. Zijn met de bezetter collaborerende gezin vlucht naar een Duits dorp bij de Tsjechische grens. Hij is dan zes jaar. Wanneer de Russen Duitsland binnenvallen, vluchten ze opnieuw, maar in omgekeerde richting. Hun meest waardevolle bezit: een emmer ter ontlasting. Een schijtemmer. Scheißeimer.

In dat boek, later ook een theatervoorstelling van HetPaleis, vertelt hij hoe hij in een kunstenaarsgezin opgroeit waarin zijn vader gipsbeelden maakt voor en van nazi's en zelfs Hitler. Hoe hij onder het puin van een Duitse stad terechtkomt. Of hoe hij als tienjarige in de ogen kijkt van een opbrandende parachutist die net uit de lucht is geschoten.

Een boek dat er kwam uit noodzaak, zegt hij. "Ik las vaak met afgrijzen over wat de Joden, homo's en zigeuners was overkomen, tot ik besefte dat ik als nazi-jong ook iets pijnlijks had ervaren." Van de weeromstuit begon hij als een waanzinnige zijn persoonlijke verhaal via honderden prenten uit te tekenen, niet eens chronologisch. "Ik moest, want tekenen is mijn taal."

Joodse pianolerares

Tinel troont me mee naar zijn ruime zolder, ingericht als was het een stijlvolle galerie. Overal hangen zijn grote, kleine, zwart-witte en kleurrijke prenten, geflankeerd door kleine beelden van bizarre wezens in vitrines en op houten leggers. "Dit is de plek waar ik voor een VRT-journalist al mijn prenten − zo'n driehonderd − op de grond heb gelegd en aan de hand daarvan mijn verhaal vertelde. Hij nam mijn verhaal op, en daaruit ontstond Scheißeimer."

Een eerste versie daarvan verscheen in 2009 bij Lannoo, in 2023 volgde een forse make-over bij Oogachtend. Recent verscheen daar een Franse vertaling van: Le seau. "Die remake verscheen op groter formaat, met meer tekeningen en veel meer info", vertelt hij trots. "Omdat ik via brieven van mijn broers en moeder meer zicht had gekregen over hoe mijn gezin te werk was gegaan." Ook sprak hij er voor het eerst over Betty Galinsky, zijn Joodse pianolerares die ook een goede vriendin was van zijn moeder. De familie kon haar helpen, zij het maar even. Uiteindelijk kwam ze om in Auschwitz.

"Mijn moeder werd nazi uit opportunisme, mijn vader uit overtuiging", vat Tinel het samen. "Hij droeg tot aan zijn dood veel wrok en droefheid met zich mee." Vlak daarop klinkt het wat mijmerend: "Kun je geloven dat ik nu nog wroeging heb wanneer ik iets slechts zeg over mijn vader? Maar ik móét het zeggen, ik wil niet meer voorzichtig zijn. Dat was ik al te lang. Ik hield mijn mond omdat ik mijn familie geen pijn wilde doen."

Het overlijden van zijn broers, zo'n tien jaar geleden, hielp hem vrijer te spreken over die tijd. Maar het blijft wringen, zoals blijkt wanneer hij een dag na het interview vraagt om enkele uitspraken rond zijn broers, die niets met het boek te maken wilden hebben of alles minimaliseerden, af te zwakken of te verwijderen. "Ik wil hun kinderen niet bruuskeren."

Terwijl Scheißeimer werd geschreven vanuit het standpunt van een "zes- tot twaalfjarige jongen", las en herwerkte hij Mario en de magiër − een co-uitgave van Oogachtend en De Arbeiderspers, die de rechten op Manns werk bezitten − als een 91-jarige man. Hij ziet gelijkenissen met het huidige wereldtoneel. "Natuurlijk is het fascisme terug", zegt hij. "Het valt echt op. Neem die anekdote waarin Manns achtjarige dochter haar badpak uittrekt en in zee afspoelt. De Italianen spreken er schande van, wat het hele gezin bij de politie doet belanden. Ze mogen pas weg na het betalen van een boete.

"Zulke extremistische reacties zie je nu ook al even terugkomen. Al is de sfeer en dreiging er vandaag op een heel andere manier. Toen ging dat via jeugdbewegingen en liederen. Niettemin is het diezelfde nationalistische sfeer, diezelfde onverdraagzaamheid."

Hij jaagt zich op wanneer hij stelt dat de ruk naar rechts in onze contreien "angstwekkend" is geworden. "Men is racistisch, verdraagt niets meer van mensen van elders. Hoe mensen elkaar in Afrika uitmoorden, de haatdragendheid van de Israëlische leiders en wat zij over de Palestijnen durven te zeggen − zelfs in Hitlers tijd durfde men dat zo niet te verwoorden − of het getreuzel rond sancties voor Rusland omdat ze mogelijk een van Europa's geldstromen zouden droogleggen. Het is een manipulatie zonder ophouden."

De namen MAGA en Trump vallen. Tinel knarsetandt. Erger vindt hij het dat de wereld "te veel verzachtende omstandigheden inroept voor die misdadige mistoestanden". We kijken er te oogluikend naartoe. "Alleen al de manier waarop gereageerd wordt op de ramp in Palestina: ondraaglijk."

Het stemt hem niet vrolijk. In een interview uit 2022 in deze krant zei hij al dat mensen hem als "een blijmoedige mens" zien: 'Ze kennen mij als vriendelijk, maar in het diepste van mijn wezen heerst een grote droefheid. Ik kan dat niet goed duiden. Pas op, ik wil ook blijmoedig zijn, ik wil ook gelukkig zijn, me goed voelen en vriendelijk zijn voor de anderen.'

Trauma's

Vriendelijkheid tracht hij elke dag toe te passen. Noem het een levensmotto. Hij verwijst naar het gedicht 'Vergnügungen', geschreven door Bertolt Brecht in 1954. "Hij heeft het daarin over die eerste blik uit het venster 's morgens, je potje koffie, de schoenen die je passen,... om te eindigen met 'freundlich sein' − vriendelijk zijn. Dat blijf ik belangrijk vinden."

Misschien helpt het ook om "het fascisme van vandaag" tegen te gaan. "Want ooit moeten er mensen − politici incluis − opstaan die redelijk zijn." Tot dan, zo klinkt het, "is de mens een monster, tot het tegendeel bewezen is".

Zijn trauma's en frustraties verwerkt hij ondertussen door hele dagen op zijn prenten en beelden te zwoegen. In zijn atelier toont hij zijn recentste werk: een grote vent met een dikke nek, een enorme penis en een gier op zijn hoofd. "Over de machtswellustelingen van deze wereld", klinkt het. Om er op een wat samenzweerderige toon aan toe te voegen: "Geen idee waar de noodzaak om daar aan te werken plots vandaan kwam."

De Standaard

Zon, zee en fascisme
Johan Faes - 01 January 1970

Zie die cover, en je bent vertrokken. Dat diepe blauw - meer hels dan hemels - waaruit die inktzwarte schim met Tipp-Ex-witte ogen opduikt, als een kwelgeest in een kolk van koolstof. En dan wijkt het blauw en stap je Torre di Venere binnen, een badplaats aan de Tyrreense Zee, net iets minder populair dan het nabijgelegen Portoclemente, maar tegen het einde van de zomer net zo opgehitst en uitgeblust. Straks komt Cavaliere Cipolla, een rondtrekkende goochelaar. Misschien kan die voor afleiding zorgen.

Thomas Mann bracht de novelle Mario en de magiër uit in 1930, na een broeierig verblijf in Italië waar de onweerswolken van het fascisme samenpakten als omen van de totale eclips die de Tweede Wereldoorlog zou zijn. Maar eerst is er nog die priemende zomer: “het schrikbewind van de zon was onverbiddelijk”.

De vertaling van Els Snick voelt als een tweede huid waaronder het onbehagen kruipt dat uit de tekeningen wasemt. Over de manier waarop de tekst gezet is - op een blanco vlak soms een paar zinnen, op een vol beeld een lange alinea - en bepaalde woorden worden uitvergroot, kun je discussiëren.

Er hangt spanning in de lucht van Torre di Venere, een trekpleister voor Italiaanse vakantiegangers die andere toeristen het gevoel geven dat ze toch vooral buitenlanders blijven. In de chiquere etablissementen krijgen ze een voorkeursbehandeling, op het strand vallen ze over het kleinste verschil in zeden. De couleur locale laat alsmaar minder gradaties toe tussen zwart en wit. Maar ook de Duitse vader met vrouw en twee jonge kinderen die rust zocht en onrust vond, laat zich kennen door de uitputtende hitte: “Typisch voor het zuiden, een klimaat dat een grootse cultuur heeft voortgebracht, de homerische zon en wat dies meer zij. Maar ik vind dat al snel afstompend.” En hij zet zich nog eens stevig af: “De immense puurheid en het ongebroken licht bieden heerlijke taferelen, maar laten de noordelijke ziel met haar complexe behoeften na een tijdje leeg en onbevredigd achter en vervullen haar op de duur met iets als minachting.” Waarbij “homerische zon” en “noordelijke ziel” op het blad worden uitgelicht en tegenover elkaar komen te staan, als placeholders voor een krachtmeting tussen twee vormen van fascisme: een dat terugleunt naar het Oude Rome en een dat vooruitbeent naar het Derde Rijk.

Geen klimaat voor een ontspannende familievakantie, en er zijn genoeg momenten waarop een doorsneegezin zijn valiezen zou hebben gepakt: van logies moeten wisselen omdat de zoon te hard hoest, het achtjarig dochtertje dat de goegemeente choqueert omdat ze haar badpak uitspoelt in zee, kinderen die elkaar uitsluiten met zwaaiende vlaggen.

Zomers vagevuur

Het speelt allemaal in dat merkwaardige, onderaardse palet, alsof Koenraad Tinel zijn tinten heeft gedolven, grafisch opgegraven, en tekent met roet en teer. Hij rukt maskers af, en toont vertrokken monden en holle ogen. De psychologische portretten zoals Oskar Kokoschka ze schilderde, stript hij verder tot oerwezens opgetrokken uit goed en kwaad, muurtekeningen van jager en prooi. Sommige pagina's lijken wel een palimpsest, met schetsen die over eeuwen zijn doorgegeven, van grot naar graphic novel. Tinel laat onheil stollen tot moderne fossielen.

En dan moet Cipolla nog arriveren, de Mephisto in dat zomerse vagevuur die het hele dorp naar zijn pijpen laat dansen, of het nu de minzame ober Mario is, of die “noordelijke ziel met zijn complexe behoeften”.

Het is een zeldzame bedenking bij een meesterlijk boek: in de vervormende, verduisterende stijl van Tinel krijgt bijna alles van meet af aan iets onheilspellends. Zie je een trein, dan vrees je de terminus. Asgrauwe luchten, grimlachende koppen. Overal vlekken en vegen. Niemand komt hier ongeschonden uit, want niemand gaat er ongeschonden in. Het versmalt de narratieve spanning, want er is nauwelijks een demarcatielijn tussen licht en donker, tussen voor en na.

Maar misschien is dat net de bedoeling: aantonen dat zwart en wit gewoon uitersten zijn van massief grijs. Of, zoals er geschreven staat: “Bevelen en gehoorzamen vormden eenzelfde principe, een onverbrekelijke eenheid. Wie in staat was te bevelen, was ook in staat te gehoorzamen en omgekeerd. De ene gedachte lag besloten in de andere, zoals volk en leider in elkaar besloten liggen.” Mario en de magiër, ze gaan op in elkaar, en wij gaan mee. Akelig actueel, zo begon het.

De Volkskrant

Recensie - Mario en de magiër -Thomas Mann in gitzwarte tekeningen
Joost Pollmann - 01 January 1970

Het is dit jaar 150 jaar geleden dat Thomas Mann werd geboren. De Duitse televisie liet een levensgrote foto van Mann afdrukken, plakte die op karton en ging ermee naar de winkelstraat. Vraag aan de shoppende Duitsers: weet u wie deze man is? Men kende Mann niet. Jammer, want hij was een van de grote schrijvers uit de vorige eeuw, die een fijne neus had voor naderend onheil en voor de demonische krachten in kunst en politiek.

In 1930 publiceerde hij de novelle Mario en de magiër, die zich afspeelt in het badplaatsje Torre di Venere, een paar kilometer ten zuiden van de steil uit zee oprijzende Cinque Terre. Mann baseerde zijn verhaal op eigen vakantieherinneringen, maar voegde een duistere laag toe.

Hij voert een echtpaar met twee jonge kinderen op dat in een fraai hotel verblijft, waar ze zonder pardon uit worden gezet omdat een van de kinderen 's nachts een lawaaiige hoestbui heeft. In plaats van woedend de trein naar huis te nemen, verhuizen ze braaf naar een pension. In de straatjes van Torre di Venere verschijnen aanplakbiljetten die een optreden aankondigen van Cavaliere Cipolla, illusionist en hypnotiseur, zeg maar: een Italiaanse Victor Mids. Ze besluiten erheen te gaan, leuk voor de kinderen om wat kunstjes te zien.

Dat blijkt een vergissing. De 'kunstjes' zijn naargeestige manipulaties van mensen uit het publiek en Cipolla zelf (een naam die 'ui' betekent) is een gebochelde fascist die niet alleen venijnig met een rijzweep zwaait, maar ook meermaals zijn arm schuin omhoog de lucht in steekt, als een 'Romeinse groet', zoals Mann eufemistisch schrijft. De voorstelling krijgt een fatale afloop wanneer een van de gehypnotiseerde en vernederde toeschouwers (de Mario uit de titel) wraak neemt op de hypnotiseur.

Cavaliere Cipolla, die mensen berooft van hun vrije wil, is wel vereenzelvigd met dictator Mussolini, die in 1930 al stevig de touwtjes in handen had, maar Mann heeft gezegd dat ze niet een op een met elkaar vergeleken moeten worden. Hij heeft vooral een 'politisch-moralische' waarschuwing willen geven: demagogen betoveren het volk.

Het is precies die waarschuwing die de Vlaamse kunstenaar Koenraad Tinel (1934) inspireerde om het verhaal van Mario en de magiër opnieuw te vertellen, in ruim driehonderd inktzwarte, paginavullende tekeningen.

Tinel is zelf de zoon van Vlaamse nazi-volgelingen die aan het eind van de Tweede Wereldoorlog naar Duitsland moesten vluchten. Over die episode uit zijn leven publiceerde hij enkele jaren terug het boek Scheisseimer. Nu overal in Europa het radicaal-rechtse geluid klinkt, vond Tinel het tijd worden om Manns novelle uit het vet te halen. Daarin wordt namelijk een gedachte-experiment uitgevoerd: bestaat er zoiets als 'wilsvrijheid' als de mensen zich zo gemakkelijk laten bedotten?

In Tinels bewerking staan goedgekozen fragmenten uit de novelle naast zijn eigen tekeningen, wat wonderwel werkt: fijngeslepen tekst naast rauwe penseelstreken. Nadat Cipolla een even akelig als overtuigend bewijs heeft geleverd van zijn vermogen om mensen als marionetten te laten bungelen, schrijft Mann: 'Onder daverend applaus keerde de cavaliere terug naar het podium. Door deze zege was zijn autoriteit tot zo'n hoogte gestegen, dat hij zijn publiek kon laten dansen.'

Tinel toont het silhouet van de magiër, die vermoeid in zijn stoel is gezakt en alleen zijn zweep gebruikt om het publiek te verleiden tot een 'dansorgie'. Cipolla's eigen benen hangen slap als spaghettislierten op het podium, maar de toehoorders trillen en schokken met hun ledematen, in de ban van zijn 'zwiepende geselroede'.

Zowel bij Mann als bij Tinel eindigt het verhaal met de nachtelijke aftocht van de ouders en hun kinderen. Beter gezegd: met de aftocht van ouders die zich rot zijn geschrokken en van kinderen die zich ondanks - of dankzij - het drama kostelijk hebben vermaakt. 'Was dat het einde?', vroegen ze, voor alle zekerheid. 'Ja, dat was het einde', zeggen de ouders. Dat wil zeggen: het einde van de voorstelling. Want de Cavaliere was dood, maar de Duce leefde nog.

FICTIE

Koenraad Tinel en Thomas Mann

Mario en de magiër

Uit het Duits vertaald door Els Snick. De Arbeiderspers/ Oogachtend; 304 pagina's; € 34,99.

Knack

STRIP -Mario en de magiër Koenraad Tinel en Thomas Mann
Gert Meesters - 01 January 1970

Oogachtend & De Arbeiderspers, 336 blz., €34,99

De 95 jaar oude novelle Mario en de magiër dient als basis voor een grafische bewerking van de bijna even oude kunstenaar Koenraad Tinel. De tekst van Thomas Mann, vertaald door Els Snick, beschrijft de vakantie in een Italiaans kustplaatsje van een Duits gezin met twee kinderen. Hun idyllische verblijf wordt al snel onaangenaam. Zo moet het gezin in het hotel verhuizen omdat een hoge gast zonder medische reden bang is voor besmetting. De rondreizende goochelaar naar wie ze gaan kijken, blijkt een gewetenloze volksmenner, wat tot een dramatische ontknoping leidt. Manns verhaal kan gemakkelijk gelezen worden als een parabel over de opkomst van fascisme en populisme. Het is dus geen toeval dat Tinel, van wie de familie in WO II onder de invloed stond van politieke rattenvangers, nu precies dit verhaal wilde verbeelden. Zijn krachtige prenten, sommige halfafgewerkt, andere gedetailleerder, focussen op de menselijke uitdrukkingen om de emoties te tonen waarop een volksmenner teert. ○ Gert Meesters

NBD Biblion

Bookarang (Sommaire à l'aide d'IA)
De indringende novelle van Thomas Mann uit 1930 geïnterpreteerd in graphic novel-vorm door Koenraad Tinel, over een gezin dat de voorboden van het oprukkende fascisme ondervindt tijdens een zomervakantie in Italië. Een jong gezin reist af naar een badplaats aan de Tyrreense Zee. In plaats van rust te vinden op vakantie, wordt de familie geconfronteerd met kruiperige hotelbazen, preutsheid en nationalistische kinderen die ruziën om een vlag. Het gevoel van onbehagen escaleert wanneer een demonische magiër ten tonele verschijnt die in een bescheiden kelner, Mario, zijn lotsbestemming vindt. Beklemmend geschreven. Met artistieke inkttekeningen in grijstinten met verwijzingen naar het nazisme. Met name geschikt voor een literaire lezersgroep. Koenraad Tinel (Gent, 1934) is een Belgisch beeldhouwer en tekenaar. Eerder illustreerde hij o.a. de verhalen van Isaak Babel en Isaac Bashevis Singer (2022). Thomas Mann (Lübeck, 1875 - Zürich, 1955) was een Duitse schrijver en winnaar van de Nobelprijs voor de literatuur in 1929. 'Mario en de magiër' werd oorspronkelijk gepubliceerd in 1930.