De longdrijfproef : roman
De longdrijfproef : roman
Details
590 p.
Crititques
De Morgen
'Vrouwen die een levend, welschapen kind baren en dit heimelijk en opzettelijk doden, worden normaal gesproken levend begraven en gespietst.' Zo luidde vijf eeuwen geleden, in 1532, artikel 131 van de Duitse strafwet. Als er verzachtende omstandigheden waren, kon de rechtbank milder oordelen en 'slechts' de verdrinkingsdood opleggen. Maar als te veel vrouwen hun baby's doodden, moest de straf een afschrikwekkende werking hebben. Dan werd de moordenares voor verdrinking in zee eerst met gloeiende tangen geknepen.
Je vraagt je af: hoe vaak kwam zuigelingenmoord vroeger voor? Wat bewoog vrouwen ertoe om hun eigen kind te doden? En wat telde als verzachtende omstandigheden, een verkrachting?
Deze wettekst staat voorin De longdrijfproef van Tore Renberg. In Noorwegen voert de 52-jarige auteur al jarenlang de bestsellerlijsten aan, maar hier is hij relatief onbekend. Met deze groots opgezette historische roman over het fenomeen zuigelingenmoord kan daar verandering in komen.
Gebochelde knecht
De Noorse schrijver stuitte op een boeiende casus in de Duitse archieven. In 1681 wordt de 15-jarige Anna Voigt naar de gevangenis gestuurd, omdat ze haar pasgeboren baby zou hebben gedood. Een advocaat en een arts, beiden gedreven door het moderne vooruitgangsdenken, ontfermen zich over haar lot. De medicus gebruikt de 'longdrijfproef' om haar onschuld te bewijzen: je knipt een stukje van de longen van de pasgeboren baby af en legt dat in een bak met water. Als het zinkt, is de baby doodgeboren en kan er geen sprake zijn van moord.
Renberg slaagt erin om een meeslepend verhaal op basis van de bronnen te vertellen. Regelmatig onderbreekt hij het verhaal om zijn gang door de archieven toe te lichten, en vertelt hij over zijn reizen naar Duitsland om in bibliotheken en kerkboeken te zoeken, in de hoop om dichter bij het verleden te komen.
Hij haalt experts aan die weten hoe vaak zuigelingenmoord voorkwam: in Leipzig vonden er tussen 1550 en 1850 zo'n duizend rechtszaken plaats en werden 150 vrouwen ter dood veroordeeld. En achterin het boek is een zeer uitgebreide personenindex opgenomen, met lange levensbeschrijvingen van onder meer Johannes Schreyer (1631-1695), de bedenker van de longdrijfproef, en Christian Thomasius (1655-1728), de advocaat van Anna Voigt (1666?-1691).
Tegelijk wil Renberg laten zien dat er mensen van vlees en bloed achter de rechtbankverslagen schuilgaan. Anna's leven verandert van een zorgeloos en praatgraag meisje in een hel nadat de gebochelde knecht, Toffel, zich aan haar heeft opgedrongen. Ze baart een dood kind en ondergaat de meest vernederende verhoren. Ze schrijft radeloze brieven aan haar vader Hans Heinrich, die ook zwaar onder de hele situatie lijdt.
Het wordt de levensmissie van Hans Heinrich om wraak te nemen op de knecht. Niet zijn dochter, maar Toffel is de echte zondaar. Wanneer dat lukt is de bevrediging immens: 'Ik stak mijn mes in de oogkassen en peuterde de oogappels eruit, zoals je een kogel uit een wond peutert. Het bloed stroomde eruit, het oogde vreemd zwart [...]. Ik was tevreden. De pijn was groot geweest.'
Renberg probeert heldere grenzen tussen de geschiedenis en de literaire verbeelding te trekken. De wettekst is authentiek, de emoties van de personages zijn bedacht. Wie niet in de namenindex staat, is verzonnen. Literatuur moet de leemtes in de archieven opvullen, aldus de verteller.
Tegelijkertijd moet de lezer erop bedacht zijn dat de grenzen tussen fictie en non-fictie altijd vloeibaar zijn. Eigentijdse opvattingen kleuren - bewust of onbewust - altijd de weergave van het verleden. Sterker nog, dubbeltijdigheid is al sinds de uitvinding van het genre in de 19de eeuw het wezenskenmerk van de historische roman. Via de geschiedenis probeert een schrijver meestal ook een eigentijdse boodschap uit te dragen.
Dat geldt ook voor Renberg. Via zijn personages keert Renberg zich tegen orthodoxie en bijgeloof. Zo is de strafrechtadvocaat en heksentheoreticus Benedict Carpzov (1595-1666) de belichaming van hypocrisie. Als orthodox gelovige weigert hij wetenschappelijke bevindingen serieus te nemen. Hij maakt anderen zwart om zijn eigen positie te verstevigen. Als gevolg van zijn inspanningen vielen er zo'n 20.000 doden. Zijn tegenpool is de jurist Thomasius, die de verdediging van Anna op zich neemt. Hij fulmineert hartstochtelijk tegen domheid en onwetendheid.
Ook de uitvinder van de longdrijfproef, dokter Schreyer, staat aan de goede kant. Zonder eigen kamer is het onmogelijk om een weldenkend, welschrijvend en wellezend mens te worden, mijmert hij. Hij klinkt als een strijdbare Virginia Woolf, pleitbezorgster van een 'room of one's own', maar dan drie eeuwen eerder.
Welkome boodschap
Geschiedenis is als klei in de handen van literatoren. De mensonterende behandeling van Anna laat zien waar het verzet tegen vooruitgang toe kan leiden. Een onschuldig meisje wordt ten onrechte veroordeeld voor kindermoord. Het tomeloze verdriet van haar vader toont de gevolgen. De gruwelmoord die hij op de knecht pleegt, roept eerder begrip dan verontwaardiging op.
Door personages zo in te kleuren versterkt Renberg de pro-wetenschappelijke en humane strekking van zijn boek. Ja, tuurlijk, het had allemaal wel iets beknopter gemogen, het integraal opnemen van een sonnet uit 1637 over 'menselijke ellende' is wat veel van het goede. Maar doeltreffend is het wel, want Renbergs roman en het belang van een verlichte, kritische houding beklijft.
De longdrijfproef laat zich lezen als een pleidooi voor het baseren van oordelen op gefundeerde kennis en wetenschap. Dat is een welkome boodschap in een tijd waar wetenschap steeds zwaarder onder druk staat.
NBD Biblion
Trouw
'Zo betrouwbaar mogelijk' - zo omschrijft de Noorse auteur Tore Renberg (52) zelf in het nawoord bij De longdrijfproef zijn omgang met historische feiten. Want echt gebeurd is het verhaal van het boek met de ondertitel Verdediging van een jonge vrouw die verdacht werd van zuigelingenmoord. Althans: veel ervan. Er leefde in Leipzig inderdaad ooit een Anna Voigt, pas vijftien jaar oud, die werd aangeklaagd omdat ze haar pasgeboren baby zou hebben gedood. Er was ook echt een arts die meende bewijs te hebben van het tegendeel.
Zijn gloednieuwe test, een voorloper van wat we nu forensische geneeskunde noemen, zou aantonen dat haar kindje nooit geleefd had. Immers, het stukje long dat hij in het water gooide, zonk. De longblaasjes waren nooit geopend door ingeademde zuurstof, anders zouden ze zijn blijven drijven.
Ook echt gebeurd is de slepende rechtszaak, waarbij allerlei andere belangen meespelen dan die van baby en moeder. Authentiek zijn de vingers van het meisje die werden verbrijzeld, de eenzame opsluiting, de manier waarop ze letterlijk het land uit werd geslagen. Er is veel materiaal over bewaard gebleven.
Dat gebruikte Renberg, een bestsellerauteur, als basis voor zijn eerste historische roman. Daar hebben we het dan toch: het woord 'roman'. Want waar de uit de zeventiende eeuw overgeleverde stukken nogal onleesbaar zijn, heeft Renberg het hele door hem opgescharrelde dossier omgevormd tot een nogal barok, maar spannend boek.
Zijn belangrijkste ingreep is waarschijnlijk dat hij de schijnwerpers probeert te richten op het meisje in de beklaagdenbank. Landheerdochter Anna Voigt houdt vol onschuldig te zijn. Maar getuigen zijn vooral bezig met hun eigenbelang.
De officier van justitie heeft nog een appeltje met Voigts vader te schillen, haar moeder heeft een dubieuze rol, de arts van de longtest wil academisch gelijk krijgen, zelfs advocaat Thomasius is vooral met zichzelf bezig. Anna heeft ook de tijd niet mee. Zuigelingenmoord wordt gezien als een trend die een symbool is 'voor alles wat er mis was in het land'.
Dat maakt vooral de eerste helft van het boek soms lastig door te komen. Door 21ste-eeuwse ogen is het onverdraaglijk hoe langzaam alle communicatie verloopt, hoe niemand tot de kern komt, hoe jaren van Anna's leven verlorengaan aan procedures waar ze geen invloed op heeft, omdat ze een meisje is, en zolang ze het tegendeel niet kan bewijzen ook een moordenares.
Wie overigens onvoorwaardelijk in haar onschuld gelooft, is Anna's vader. De passages die vanuit zijn perspectief zijn geschreven, zijn de pregnantste. Deze man gaat kapot bij de gedachte aan wat zijn dochter aan uiterst creatieve martelingen te wachten staat, en bij de wetenschap dat hij haar daartegen niet kan beschermen. Uiteindelijk geeft hij zichzelf een andere taak: wraak.
In de tweede helft van De longdrijfproef neemt auteur Tore Renberg een grotere plek in. 'We moeten onszelf toestaan even rapsodisch te zijn voordat we ons weer oog in oog stellen met de betrokkenen', schrijft hij bijvoorbeeld. Hij vertelt wat over zijn bronnen, of benoemt concreet dat hij niet weet of de ontmoeting, die hij zojuist bloemrijk heeft beschreven, ook echt heeft plaatsgevonden.
Dit werkt heel goed, omdat je je dat met terugwerkende kracht over alles gaat afvragen. Bovendien werpt het de vraag op of het uitmaakt hoeveel er 'feit' is en hoeveel 'fictie'. Immers, met alleen de aanwezige gegevens, opgesteld door louter mannen die een voor henzelf gunstige uitkomst probeerden te bevorderen, zou in elk geval nooit het volledige verhaal kunnen worden verteld.
Betrouwbaar of niet, Renberg heeft Anna eindelijk een stem gegeven.